Het trappenhuis en de galerij op de tweede verdieping van ‘Overzicht’ zijn ruim en voorzien van echte schilderijen en levende planten, voordeel van een beschermde omgeving. Halverwege de galerij stapt een oudere dame haar huis uit. Ik herken het profiel van haar gestalte, hetzelfde ranke, hertachtige dat mijn vader had en op mij is overgegaan, ellenlange ledematen aan een relatief compacte romp. De dame is in korte, witte wapperbroek en wit shirt met lila bloemen. Ze tuurt de galerij in, ziet mij en opent haar lange armen.
‘Anne! Wie had dat nou gedacht!’
We hebben elkaar bereikt en slaan de armen onwennig om elkaar. Haar wang heeft de droge structuur van de ouderdom, maar oogt strak en jeugdig.
‘Wat ziet u er goed uit!’
‘Vind je?’ Ze neemt een korte pauze, waarin mijn bevinding binnendringt. ‘Dat zie ik niet. Jij ziet er gek uit.’
Ik herken haar directheid. Had mijn vader ook, om van mezelf te zwijgen.
‘Dat zie ik dan weer niet.’ En wat is er gek aan mijn wapperende witlinnen kuitbroek, voorzien van grote zakken en mijn lila shirt met een kantje? Ongeveer hetzelfde als zij draagt.
‘Heb je ook last van je ogen?’
Geen tijd haar vraag door te laten dringen, laat staan te beantwoorden. Ze duwt me haar flat in, een ruime flat met een groot raam dat panoramisch zicht biedt tot Renkum, de geboorteplaats van mijn vader en misschien ook van haar.
‘O wat heerlijk, je hebt koeken mee, kokoskoeken, daar ben ik gek op.’
Het zakje kokoskoeken bungelt nog in mijn hand. Ik overhandig het. Ze ploft in haar gemakkelijke stoel en ik laat me vallen in de bank met zicht op enkele tafeltjes zoals die ook in mijn huis overal staan, bezaaid met boekenstapeltjes en snuisterijen. Her en der heeft ze een plant, schilderijen aan de muur, een portret van haar toen ze jong was en een beeldhouwwerk zonder armen en benen van haar uit dezelfde tijd. Haar vriend was kunstenaar. Ik herken het werk van langgeleden toen ik haar stokoud vond.
Ik was 10 en logeerde in Den Haag bij opa en oma, die uit Arnhem verhuisd waren vanwege opa’s werk. Greet woonde nog thuis. Ze nam me mee naar de cinema, een doorlopende voorstelling van de Dikke en de Dunne. We bleven zitten tot we de film helemaal gezien hadden, van halverweg tot halverwege. Daar lachten we om. Dat gaf iets gezamenlijks. Zij droeg een mooie ring en een ketting. Ik nam me voor later ook een mooie ring en ketting te kopen en te dragen. Dat heb ik gedaan, zonder aan dat moment te denken.
‘Mooi uitizcht heb je hier op Renkum.’
‘Dat zie ik niet.’
‘Je bent eraan gewend.’
‘Mijn netvlies is versleten en daar kunnen ze niks aan doen, geen operatie en geen pillen. Ik zie alleen vage vlekken.’
Wat ik van haar weet, weinig, doemt voor mijn geestesoog op in dezelfde vage vlekken die zij de hele dag ziet. Ze gaf haar ogen graag de kost. Net als mijn vader. Net als ik. Reizen, natuur, kunst, films, boeken.
‘Wat jammer, Greet.’
‘Jaaah. Maar hier in huis doen ze leuke dingen hoor. Ik heb vanochtend Tai Chi gedaan op het dak.’
Ze gaat staan en begint te draaien om haar as. ‘Dat doe je een minuut en dan komt het volgende.’ Ze gebaart sierlijk met haar armen voor zich uit. Gaat zitten.
‘Ik had de nieuwe buurvrouw meegenomen. Ze is kunstenares en draagt hele rare kleren, een beetje artistiek. Ze is heeeel anders dan die ouwe mensen hier. Leuk hoor. Ze is pas 58 en laat ze nou ook uit Haarlem komen. Daar heb ik gewerkt voor het Openlucht Theater, dus ik dacht die kent die en die. En ja hoor. Dus dat is leuk. Maar ik heb meteen gezegd, het kan leuk zijn, maar we gaan niet de hele tijd bij elkaar op de koffie, we doen samen Tai Chi. Zij denkt er net zo over. Voor mekaar!’
Ze doet hetzelfde als ik met mijn vriendinnen. Niet op de koffie, maar samen iets doen.
‘Wil je wat drinken? Koffie?’
Dat lijkt me een heel gedoe met versleten netvliezen. ‘Ik heb al koffie gehad. Doe maar water.’
‘Water drink je maar thuis. Lust je appelsap?’
Ze komt met gevulde glazen terug en zet ze stevig op tafel. Ik zie niet dat ze niet ziet. Ze prutst de koekzak open en biedt hem royaal aan. De koeken zijn groot, erg groot, mondvullend, lastig om daarmee een woord uit te brengen.
‘Zullen we elk een halve nemen?’
‘Ben je gek!’ Ze neemt een hele en daar een flinke hap van.
‘Zeg tante Greet, ik ben zo benieuwd naar oma, wie ze was, haar vader en moeder, alles. Kwam ze uit Gelderland?’
Ik heb iets met de Genius Loci, de spirit die ergens hangt en alles onzichtbaar doordesemt als gist het brood.
‘Moeder? O, die ging in de oorlog elke dag op de fiets met een pan naar de brug, die was in 2-en geknakt, het diepste punt lag middenind de Rijn, en dan maakte ze soep voor die mannen.’
Navraag brengt het hoe en wat niet aan het licht. Mijn familie zat in het Verzet, dus het waren zeker geen poffertjes voor de Moffertjes. En dapper was het van mijn oma en initiatiefrijk en ze zette door.
‘Ze hadden zeven kinderen en een klein huisje en ze trouwde heel jong, want zij was katholiek en opa niet. Dat wou de pastoor dus niet hebben. Toen zei opa ‘als het niet mag, dan zorg ik dat het moet’ en zo gebeurde.’ Ze giert het uit van de lach, precies zoals ik kan gieren. ‘Daar is jouw vader van.’ Nu gieren we allebei.
Mijn afkomst is geboren uit verzet en eigengereidheid. Het lot in eigen hand nemen. Slapende hersencellen ontwaken. Ik herinner me wat oma mij vertelde in haar laatste dagen. Ze was onbereikbaar dement. Ik zat aan het voeteneind van haar bed. Ze vertelde het verhaal van haar grote liefde.
‘Zeg Greet, ik weet nog hoe opa en oma elkaar leerden kennen.’
‘O ja? Vader en moeder? Dat weet ik niet. Vertel eens!’
‘Opa werkte als boekhouder op een kantoor en oma werkte daar als dienstmeisje. Op een dag zag ze hem lopen door de gang. Hij keek opzij en zag haar bezig in de keuken. Hij hield zijn voetstap in en zij hield de theedoek roerloos. Ze keken elkaar in de ogen en waren verliefd.’
‘Ach…. en zo is het gekomen….’
‘Ja. Weet jij nog iets anders van oma?’
Greet zwijgt als een baksteen. Ze is nog bezig met de liefde op het eerste gezicht van haar ouders, met de overweldigende hoeveelheid vragen die haar bestormen, of met de kokoskoek. Er zit lijm in die krengen, ze plakken vast op gebit en tong en verhemelte en huig. Greet zit er niet mee, of juist wel, ze geeft een staaltje gezichtsgymnastiek zoals je zelden ziet. Haar tong weet elke hoek en elk gat te vinden en schoon te ragen, wat licht werpt op haar strakke vel en gebrek aan onderkin en hangwangen.
‘Vader was een echte Fries.’
Ik schrik wakker van de onverwachte wending, terwijl het het enige is dat ik al wist.
‘Hoe kwam die familie uit Friesland hier in Oosterbeek verzeild? Wat zochten ze hier?’
Greet veert op. Legt haar hand op mijn arm, zoals een 100% Vellinga dat alleen doet bij de beste vriendin.
‘Dat vragen Eef en ik ons nou ook al de hele tijd af.’
‘Eef?’ De naam van het dagboek!
‘Ja, dat is gewoon Evert, hij is 93 en nou noemt hij zich ineens Eef.’
‘Hij stond in de herdenkingskrant. Een stukje uit zijn dagboek.’
‘O ja? Hij staat tegenwoordig vaak in de krant, maar daar weet hij zelf niks van. Hij is helemaal dement. Ik ga elke week naar hem toe en dan vraagt hij elke keer weer hoe oud ik ben en of mijn broer nog leeft. Ik heb geen zin elke keer te zeggen dat ik 82 ben en dat Jan dood is, dus vorige week zei ik dat ik daar geen antwoord meer op geef. Toen vroeg hij of hij het vaker gevraagd had en zei, ‘wat vervelend dat ik dat doe, maar ik weet het zelf niet.’ Ach ja, zo gaat dat.’
Aan haar zucht merk ik dat ik veel van haar vraag. Nog een vraag heb ik.
‘Weet jij uit welke plaats opa kwam?’
Ze kijkt me wazig aan, maar dat kan ook komen van het versleten netvlies.
‘Uit Hardegaryp.’
‘Hardegaryp? Ik dacht uit Sneek en daar voel ik niks bij. Hardegaryp. Dat klinkt tenminste spannend. Ik heb vier dagen vakantie. Ik ga naar Hardegaryp. Ik wil zien waar mijn wortels liggen.’
‘Dan moet je zeker ook naar je broer, Marco woont hier vlakbij. We vallen mekaar niet lastig en lopen de deur niet plat, maar als er wat is, is hij er. Nu je hier toch bent, moet je zeker bij hem langs en dan doe je de groeten van tante Greet.’
9 reacties
Op zoek naar je wortels…
kan soms een lange wandeling zijn
ik dacht aan boomwortels en maakte er eens
een cartoon van (bospeen)..maar daar heb je niets aan….
Graag gelezen Anne….
Ik zou die cartoon graag zien. Ik ga meteen op je naam drukken en kijken of ik hem daar ergens kan vinden…
prachtig en boeiend geschreven.
blij dat je je roots vond
Dankje Inge, en de roots gaan dieper en dieper, waar kom ik uit?
Anne,
Wat spannend allemaal en zo mooi geschreven.
Leuk Kees, bedankt, helemaal omdat jij onze familie kent van ‘vroeger’ – zo ontdek je nog eens iets!
Op naar Friesland boppe!
Wat een mooi verhaal en vooral hoe de kokos koek verdwijnt, ik kan er niks aan doen door jou invloed ben ik een beelddenker!
Het is vast heel mooi in Hardegarijp.
Ha Minke, ja joh, zie je het voor je? En eerst nog even langs mijn broer hè, die wil je niet missen, met hem kun je lachen.
Hardegaryp. Dat kun je zingen. Sneek is te kort 🙂
Mooi!