Om tien uur moeten we het mobil home in Schaarsbergen verlaten hebben, nogal vroeg, maar het komt goed uit, want vandaag gaan we naar Hardegaryp. Tomtom weet de weg, man neemt stuur in handen, vrouw kan fantaseren over de nabije toekomst waarin het verre verleden zich kan onthullen.
Na anderhalf uur zijn we er nog niet en beginnen de magen te knorren.
‘Het is verder dan ik dacht.’
‘En het is nog verder.’
Hardegaryp, het spreekt tot de verbeelding, hard, gaar, rijp, iets eruit opmaken gaat niet, toch komt een beeld aangezeild uit het verleden.
‘Mijn vader is erheen gelopen. Vanaf Assen. Daar was hij door de Duitsers te werk gesteld op het eind van de oorlog. Ze moesten graven aan het kanaal dat dwars door Drente loopt. Hij vond het verschrikkelijk, maar je kon er niet onderuit. Gelijk de eerste dag moest hij poepen en dat kon hij alleen als niemand keek. Er was nergens een plee, dus legt hij in alle vroegte de spa neer en zoekt een plekje waar niemand hem ziet. Dat ziet zo’n Duitse opzichter. Die schreeuwt ‘was machst du da?!’ Hij schreeuwt terug ‘ Scheissen!’ Die Duitser draait zich decent om. Mijn vader sluipkruipt door het gras verder en verder. Als hij omkijkt, is de laatste man een stipje. Hij ruikt de vrijheid en rent voor zijn leven. Hij verwacht elk moment de kogel en rent. Naar Arnhem terug kan niet, heel Arnhem is leeg. Zijn ouders en zusje zijn naar familie in Friesland gevlucht. Hij wil daarheen, maar weet niet waarheen. Plotseling is er luchtalarm. Hij laat zich vallen in een greppel. Zijn hart in de keel. Rukken ze uit om hem te zoeken en te fusilleren? Als voorbeeld voor de rest? Hij moet poepen. Hij kan niet in de greppel blijven liggen, te zichtbaar, te dichtbij, hij moet verder, een bos in met dekking van bomen. Van jongsaf aan zwierf hij in de bossen rond Arnhem zonder ooit te verdwalen. Hij heeft een ingeboren kompas. Hij concentreert zich op de richting waar hij zijn familie vermoedt. Hij weet de onbewoonde wereld te bereiken en vindt langs stoffige weggetjes Friesland en het dorp waar de Vellinga’s moeten wonen. Het is in de avond van de eerste, de tweede, misschien wel de vijfde dag dat hij aankomt in de buurt van Hardegaryp. Zijn innerlijk kompas laat hem in de steek. Het moet een boerenhuisje zijn, maar welk? Hij kan niet zomaar aankloppen, dan verraadt hij de schuilplaats van zijn ouders misschien aan de verkeerde. Het wordt donkerder. Kouder. Hij stuit op water. Lag het huisje niet aan een meer? Aan de overkant? Hoe kan hij daar ooit komen? Op dat moment hoort hij gekners over de weg. Iemand op een fiets zonder banden. Een man met 1 hand aan het stuur, de andere slap omlaag. ‘Ben jij dat, Jan?’ Hoort hij. Het kan niet waar zijn, maar het is zijn vader. ‘Moeder zei dat ik je op moest halen met de fiets en dat ben ik toen maar gaan doen.’ Een stelletje ongelovige communisten geleid door hogerhand. Vader rijdt terug op de fiets en zet die een eind verderop tegen een boom. Zoon loopt hem achterna, pakt de fiets bij de boom en passeert de lopende vader. Zo komen ze aan in het veilige nest in Hardegaryp en overleven de oorlog.’
Een mobieltje verstoort de historie.
‘Weten jullie hoe laat jullie terug zijn, dan wacht ik op jullie.’ De zus van Kees, onze reddende engel, de nachtoppas van mijn inpandige moeder. Ik heb liever dat ze dat niet doet, want dan zit ik niet rustig in Hardegaryp. Dat krijg ik haar niet aan het verstand.
‘Ik wil de overdracht persoonlijk doen, ik heb wat te zeggen.’
Als mensen zo beginnen, zitten ze in de politiek of er is echt wat aan de hand. Iets met mijn moeder of mijn poezen.
‘Nee, dat niet.’
‘Oooh, dan kun je toch weg! De middaghulp legt Aal wel in bed en dan komen wij elk moment.’
‘Dan wacht ik liever.’
Hemel. Zus is precies broer. Als ze wat in de kop hebben, krijg het er dan maar eens uit. Ik kom met sterk geschut.
‘Kees belt jou zo terug.’
‘Dat was m’n zuster zeker? Wat had ze?’
‘Dat mag jij eruit persen, aan mij wou ze het niet kwijt, ze wacht liever tot wij terug zijn uit Hardegaryp en dan zit ik daar niet rustig.’
Het is gelijk al gedaan met Kees zijn rust. Het liefst ging hij per raket naar huis. Zijn hersens malen rond zijn broers en zusters, alle negen passeren de revue, terwijl hij foetert op de hele negorij van Friesland zonder ook maar een parkeerplaats.
Ik weet zeker dat het iets is met onze gasten en ons huis. De hippies hebben de tuinstudio afgebrand met dat gekook van hen in de houtkachel, het Duitse stel met die loopstokken is van de trap gevallen en de Portugees is door de zoldervloer gezakt. En Ria voelt zich verantwoordelijk. Kees scheurt een carpoolplek zonder cars op en rukt het mobieltje uit mijn handen.
‘Met Kees, zeg op!”
Hij luistert en luistert en blijft luisteren zonder ook maar een woord te zeggen waar ik iets uit kan opmaken. Hij kijkt zoals hij altijd kijkt, donker en mysterieus, waar ik op gevallen ben, maar nu even niet.
‘Gebeurd is gebeurd, dus ga gewoon naar huis, ik zeg het Anne wel.’
Het is mijn laptop met 3 manuscripten. De bliksem is erin geslagen. Dat is er gebeurd. Kees grijnst.
‘De middaghulp was dinsdag niet op komen dagen en mijn zuster had dat niet door. Ze wou Aal ‘s nachts op haar zij leggen, maar daar lag ze al op. Mijn zus vond het raar dat de luxaflex nog open was en die heeft ze toen dicht gedaan.’
De nachtmerrie van elke hulp, dat iemand Aal vergeet als wij weg zijn. De dinsdag dat wij op witte fietsen parmantig door de paarse heidevelden van de Hoge Veluwe fietsten, is de gewraakte middag. Pal voor de eindbestemming van mijn speurtocht naar de mannenlijn van ver verleden, duikt de vrouwenlijn acuut op. Ik slik.
‘Zijn er desastreuze gevolgen?’
‘Lachen joh. Mijn zus vroeg middenin de nacht of Aal wat wilde drinken, Aal zei dat ze net zo lekker lag te slapen, haha. De volgende dag zag de ochtendhulp de appelpartjes die zij de vorige ochtend had klaargelegd onaangeroerd in het bakje op het aanrecht. In het logboek stond geen verslag van de dinsdagmiddag. Paniek in de tent, terwijl er in feite niets met Aal aan de hand was, integendeel, ze was de hele woensdag zo fit als een hoentje en donderdag ook nog.”
Kennelijk weer iets van hogerhand.
‘Dat kon Ria mij toch ook vertellen?’
‘Ze was bang dat jij zou ontploffen.’
‘Bestemming bereikt.’ Tom verbreekt luid en duidelijk de moederlijn. Zijn we toch ten lange leste ongemerkt Hardegaryp binnen gekomen. Voor me ligt een boogbruggetje over een vaart waar waar lieflijke bootjes dobberen. We zijn er. Mijn moeder vervaagt. Mijn vader is terug, al mijn voorouders van zijn kant. Ik ben er.
11 reacties
Oh Anne, wat kan je prachtig schrijven over gewone dingen. En wat spannend en bijzonder allemaal. Als het een boek zou zijn las ik het in een ruk uit, zonder te eten of te drinken. Roken misschien wel, want dat is geen behoefte. De motor is weer picobello in orde, eindelijk. Een rib uit mijn lijf hoor!
Liefs
10.28 uur
Over gewone dingen zeg ik, maar ik bedoel, de gewone dingen in het spannende verhaal.
Dat is helemaal niet gewoon, maar juist heel bijzonder.
Ik weet niet wat ik heb vanochtend, ik krijg almaar kippenvel van de reacties.
Dankjewel Kees, ik val even helemaal stil
Pffff… wat kun jij goed meenemen in het schrijven, dat vond ik al maar wordt nog eens bevestigd.
Dat heb ik nou altijd met jouw foto’s, die trekken me regelrecht de bloemen in.
Anne, ik geniet, vooral de laatste dagen, van jouw verhalen. Familiekronieken zijn, nog meer dan andere verhalen, mijn voorliefde. Misschien omdat ik zelf uit een grote familie kom. Ik zou daar ook, net als jij, ook eens over moeten schrijven. Mijn moeder noemde me altijd Gijsje vandaar deze ‘nickname’ zoals je me tipte
Ach, Gijsje, heel erg leuk die dierbare naam hier te vinden. En he ja, schrijf jij ook eens al jouw mooie verhalen neer, anders zijn ze weg, opgelost in het grote vergeetboek…
Op een keer vertelde je van landlopers die langs kwamen gelopen en dan een broodje kregen, ik zag het voor me, het huisje, de tafel, de achterdeur, de landloper vooral – een man als mijn vader in Frankrijk…
Zo, de laatste drie Mannenlijnen, noodgedwongen, achter elkaar gelezen.
Daar, waar mijn ogen vaker dichtvallen bij het lezen, werden ze hier groter, omdat ik gewoon verder wilde lezen. Je houdt onze aandacht vast Anne 😉
Dank je voor het delen van je gevoelens en je belevingen.
Wat heerlijk om te horen, Bertie! Dank!
Ik zet er gelijk de laatste (nou ja, je weet het niet….) mannenlijn op…
het zou een spannende film worden , hoe Jan ontsnapte en zijn vader tegen kwam, een mooi
verhaal!
Kees kan dan de rol van Jan spelen?
Da’s een goeie Minke! Ja, spannend he, en het bijzondere is dat mijn vader later niet zoveel over de angstige vlucht naar Friesland vertelde, maar zei ‘misschien had die Duitser het wel door en gaf hij me de kans, want er waren ook goeie Duitsers, die jongens werden in het leger gedwongen’
Dan je voorstel voor de filmsterren. Zowel de ene Kees, die altijd trouw het blog van extra sjeu voorziet, die heeft bij Jan in de klas gezeten in Tiel, dan hebben we nog de andere Kees, met wie ik het leven deel
Kees 1 klopt beter qua postuur, dezelfde slungelledematen, maar mijn vader noemde hem slome duikelaar, naar Kees 1 zelf onthulde onder 1 van de blogs, terwijl Jan eerder een wakkere sprinkhaan was die alles zag en er achteraan ging als het vogels waren
Kees 2 is meer een Gerard Depardieu in zijn beste tijden – haha, dus donker en bonvivant – Mijn broer is wellicht een goeie 3e kandidaat
Nico kan het filmen, of Jorn van Oostende, diens beroep is het en hij zat bij ons in de klas – en dan gaan wij de screentests doen –