Lars de brandweerman en zijn vriendin zijn genoeglijk aan het chillen op de bank voor de tv, voeten op tafel, glas bier in de hand, nootjes op schoot, hun laatste vakantie avond. Dit genoeglijk genieten verstoor ik met bonzen op de tuindeur. Het duurt even voor Lars zich uit zijn ruststand overeind hijst en op blote pootjes naar de deur slentert.
‘Hallo Anne! Was ist los?’
‘Onze Italiaanse gast ligt onder de trap naast een plas nattigheid en ik weet niet wat ik moet doen, wil jij komen kijken?’
Dat krijg je als je sinds een uur weet dat je Duitse gast bij de 112 van Hamburg zit. Denk niet dat hij spoorslags op blote voeten naar het ongeval rent. Nee. Hij duikt beheerst in zijn koffer om de opgevouwen brancard en de EHBO kist te pakken. Denk ik. Maar het zijn de slippers die hij al ingepakt heeft voor zijn vertrek de volgende dag.
‘Ich habe hier nicht meine Ambulancewagen, maar ik kan de situatie wel beoordelen en als het ernstig is, moet je 112 bellen.’
Vriendin heeft inmiddels ook de slippers aan en zo slippen we naar de hal waar de Italiaanse onderaan de trap ligt, vader lijkwit ernaast torent en zoontje bibbert tegen papa’s benen.
Zodra wij binnenkomen leeft het stilleven op: ‘help!’.
Duits en Italiaans hebben verschillende wortels en die verstaan elkaar niet. Ik moet alles vertalen. Ik ken drie woorden Italiaans: cappuccino, arriverderci en pasta. Dus ga ik over op jabbertalk, de taal die ik leerde op de Arnhemse toneelschool, en het klopt wat mijn vader zei toen ik eraf ging ‘je weet nooit wat je er ooit aan hebt’. Nu dus. Ik zet de lichaamstaal in en wijs naar Lars onder het uitspreken van intuïtief opborrelende klanken: ‘El dottore!’
Na drie seconden doodse stilte snikt Signora ‘Gracia! Gracia! Gracia!’ Wat onmiskenbaar dank betekent en opluchting, gevolgd door uitbrakende klanken, boeren en bulders.
En dan zie je de Duitse aard tegenover de Italiaanse: kalm, behoedzaam en vooral onverstoorbaar gaat Lars door de knieën, en net voor hij overgaat tot lichamelijk contact, zegt hij dat hij bevoegd is dit te doen als ambulanceman. Waarop de stoppen doorslaan bij Signora.
‘Ambulanca, ambulance!’ Alsof ze zich waant in de ambulance op weg naar de eerste hulp. Plotseling roept ze ‘chocola’ en even plotseling heeft Lars de diagnose klaar.
‘Anne, frage mal ob Sie Chocolade gegessen hat. Vielleicht ist sie allergisch oder war es verdorben.’
Voor deze simpele vraag beweeg je je hand naar je mond alsof je eet en daarbij zeg je chocolade op vragende toon.
‘SI! SI! SI!’ Dat zal ‘ja’ zijn. Ze is beroerd van de chocola en die moet eruit.
Er moet een emmer komen voor de chocolade braakbal.
In elke boerderij barst het van de emmers, dus haal ik de dichtstbijzijnde, die in mijn atelier. Hij puilt uit van de troep, dus emmer op de kop. Ik ben er eerder met mijn lege emmer dan het braaksel. We kijken het er met ons allen uit, maar dan komt het niet. Het enige dat komt zijn jankende uithalen van Signora die zich uiterst ongemakkelijk en beroerd voelt. Logisch, al die vreemde ogen.
‘De tegelvloer is te koud,’ zegt Lars. ‘Een bed zou beter zijn.’
Hoe krijgen we Signora de trap op naar zolder? Tsja. De woning van mijn moeder grenst aan de hal. Mijn moeder is dood. Ik heb haar huisje net spik en span in de krijtverf gezet en ook nog van nieuwe bedden voorzien. Signora moet daar dan maar op bed en Lars en vriendin moeten haar erin zien te krijgen. ‘Kein Thema!’ Ze tillen Signora alsof het hun dagelijks werk is en leggen haar professioneel in stabiele zijligging onder oorverdovend gejammer van Signora. Ze is lijkwit en panisch.
Onverstoorbaar gaat Lars zitten op het hoofdkussen en neemt Signora tegen zijn borst.
‘Haar hart is in orde, ze heeft geen darmkoliek, die chocola is fout gevallen. Ze moet het uitbraken, maar daar is ze te gestrest voor. Heb je kamillethee?’
‘Stress!’ Signora voelt zich begrepen of heeft het idee dat ze haar stress moet bewijzen; ‘Stress! Stress!’
Terwijl Lars haar kalmeert en papa en zoontje er bleek bij staan te staren, zoek ik in mijn keukenkastjes naar kamillethee. Dan kom je erachter dat iedereen je verrast met doosjes, zakjes, kistjes thee van de uitzonderlijkste kwaliteit en soort. Ik maai ze rücksichtslos de kast uit tot ik bij het achterste doosje ben, de kamillethee, een onaanzienlijk geel doosje dat goed is tot oktober 2014.
Als ik met de dampende kamille de ziekenboeg in stap, hangt Signora met gesloten ogen tegen de borst van haar privé arts. De papa staat erbij als een oerbeeld van sereniteit, handen op de smalle schouders van zijn zoontje.
‘She allways panic by stomach.’
‘Panic! Panic!’ gilt Signora.
‘Peace!’ fluistert Lars.
Nu doet de vriendin van Lars een stapje naar voren. Ze dekt Signora toe met een deken, stopt haar voeten in en glimlacht geruststellend.
Ik ontraadsel intussen de cryptische woorden en daden van de stille echtgenoot. Zijn vrouw is altijd in paniek als er iets is met haar maag. Hij riep meteen om hulp, zelf bijna panisch, en nu laat hij alles gelaten over zich heen komen en laat zijn vrouw stilletjes over aan Lars. Vermoedelijk kan hij er nooit goed aan doen als haar maag opspeelt, snapt niet wat het is zo’n maag te hebben, eentje die iets vreselijks heeft doorstaan, iets waarbij haar leven aan zijden draden hing, maagkanker, een maagzweer, maagverkleinig…
‘Anne! Ze kalmeert al, een goed teken, maar braken lukt niet met iedereen erbij. Wij gaan weg, maar als je hulp nodig hebt, kun je ons roepen al is het 3 uur in de nacht.’
Het moment dat Lars opstaat, ziet Signora haar redder vertrekken en krijst het uit. De voordeur klapt open, Kees komt thuis van zijn werk, half elf in de avond. Hij hoort het vreselijke krijsen en vreest het ergste. Wat kan er gaande zijn? Een inbreker? Hij stormt de kamer in, waar vijf mensen rond het bed staan…
Tegen middernacht keert de rust in de Boerenhof van Hoorn. Wij horen de Italianen de trap op stommelen en we durven eindelijk te gaan slapen.
De volgende ochtend ben ik net op tijd bij de auto van Lars en zijn vriendin om hen een Hoorns bittertje te geven voor hun onbaatzuchtige hulp.
‘Niet onderweg een slok nemen, want er zit 35% alcohol in en voor je het weet heb je zelf een ambulance nodig.’
Duitsers hoeven niet gauw te lachen, maar dit vinden ze grappig. De voordeur gaat open en de Italianen stappen naar buiten. Ze zien ons lachen, lachen opgeruimd terug, zwaaien vrolijk ‘tute beno’ en lopen vlinderlicht naar hun auto voor een nieuw Hollands avontuur.
‘Typisch Italiaans,’ zegt Lars en dat vind ik een typisch Duitse samenvatting voor een enerverend gebeuren waar ik minstens twee dagen op moet herkauwen voor ik het verteerd heb.
18 reacties
het gebeuren is fijntjes neergezet haha…je beleefd het mee…zie het allemaal voor me…de kalmte en de paniek…ik heb weer genoten van je schrijven
Daar ben ik blij om, Willem 🙂
Anne, wat een belevenis…hoe mooi je deze gebeurtenis weer hebt verwoord…ik stond erbij en keek ernaar!
Dank Ellie!
Heerlijk zo’n kraantje waar de woorden uit stromen! Wederom graag gelezen, Anne 🙂 Warme groet.
Haha, kraantje…. zo heb ik het zelf niet eerder gezien, leuk Mieke.
Genieten, Anne,
Maar ben toch blij dat ik geen van de aanwezige personen was. Wat een toestand …
Geniet maar lekker van de verhalen Dani, daar ben je uitgeefster voor!
Eind goed, al goed. Rust in de tent. Alhoewel? Bij jou kan er zomaar weer iets ‘opduiken’! 😉
🙂 🙂 🙂 Jannie!
Haha, dat was dus vette paniek en Duitse beheersing. Übercool!
Fijn dat het goed afgelopen is, al vond ik het verhaal stiekem erg leuk 😉
übercool, wat een goede vondst Marjolein – want dat was het.
Leest weer lekker weg Anne !
Gezellig je hier weer te zien, Hans! Merci!
Geweldig verhaal Anne, net zoals de voorgaande. Ik geniet ervan en lach in mijn eentje op de bank.56843
56843? Is dat je bankrekening Marjan? Hoeveel moet ik storten voor deze mooie bijdrage? 🙂
En weer is alles op zijn pootjes terecht gekomen. Je moet haast wel een duizendpoot zijn voor alle logees, van alle markten thuis.
Genoten van het hele tafereel. Arme Kees die met de doodschrik naar binnen stormt.
Al doende leren we, Athy 🙂