Auteur & kunstenaar

Aal en het petje

Om acht uur staat Aal op mijn stoep, elke week, en dat is vaak en vroeg. In mijn verschrikkelijke verliefdheid is mijn bed de haven van mijn hart.
‘Ben je klaar, Anne? We gaan!’
Zij trappelt, is de hele week al in de weer geweest met het in- en uitpakken van haar rugzakje, of alles er wel inzit, de roestvrij stalen thermoskan met kokend water, de zakjes voor koffie, thee en soep, het blauwe regenpak, precies zo een als ook in mijn rugzak zit, van haar gekregen –  bij sport hoort passende uitrusting en aangezien haar dochter geen flauw benul van sport heeft…
Ik rits mijn rugzak dicht en bolder de trap af met slaapogen.
‘Ha Aal!’
Zij start haar trots. Ik smijt mijn rugzak op de achterbank. Elke week. Tien jaar lang.

Van Amsterdam Oost naar Waterland is niet ver. Eerst over de brug, dan Waterland in, de smalle weg langs de sloot. Ruimte omgeeft ons nog voor het wakkelbruggetje naar Ransdorp.
Ze zet haar autootje op de parkeerplaats naast de kerk met haar vierkante toren zonder spits, ons markeringspunt op de terugweg, als wij de laatste loodjes moesten halen.
Wat waren we moe!

We stappen uit, gorden onze rugzakken om en dan volgt het moment dat duizenden keren zal volgen, het loopmaatjesmoment. We lopen om de auto naar elkaar, zij opent haar handen en ik klap de mijne erop, dan open ik mijn handen en klapt zij die van haar daarop, meteen heffen we onze handen tot borsthoogte en klappen ze tegen elkaar, sluiten onze rechter vuist, slaan die tegen elkaar en dan de vuist op ons eigen hart. We gaan.
Weer of geen weer, we gaan. De kronkelpaden en de sloten, de vogels en de wolken, de mist boven de weilanden, de koeienkoppen er net bovenuit. We stoten elkaar aan. Samen zien is samen zijn.

Al die tochten lijken één hele lange tocht, met op zeker moment het petje.
Aal heeft hem altijd op, zo’n kaki pet met een klep. Het geeft haar gezicht iets stoers, maakt haar profiel af. Ze zal dat petje nooit afzetten, behalve die keer dat we in Uitdam in een havenkroegje koffie drinken. Nog voor ze de deur uit is, heeft ze hem alweer op, maar door onverklaarbare mysteriekrachten waait dat petje af zonder dat zij het merkt.
We zijn een pas of dertig verder als een mannenstem onze oren bereikt. We houden halt, kijken om en daar komt een man van haar leeftijd aangesneld met haar petje in de hand.
‘Die is toch van U!?’
Aal kijkt stomverbaasd naar haar petje in zijn handen.
Het moment dat zij verbouwereerd haar hoofd knikt, zet hij het petje op haar hoofd.
Zij barst los over haar lopen met haar dochter elke week en hij barst los over zijn boot in de haven van Marken en of we daar ook wel eens komen, dan zijn we welkom op de Alberdina.

Dit intermezzo heeft een effect op mijn moeder dat ik niet eerder meemaakte en niet meer zal meemaken, maar dat weet ik dan nog niet.
Ze is een tijdje stil.
Onze voetstappen weerklinken op de weg. Ergens waait wind, scheert een vogel, loeit een koe.
‘Hij zette mijn petje op mijn hoofd, leuk hè…’

Dat zinnetje speelt al uren door mijn hoofd.
Dat ze het niet over het verlies van haar petje had en niet over Alberdina de boot, niet over de slordige broek van de man en niet over zijn ongeschoren kop, aspecten die anders tot snedige verhalen konden inspireren.
Een zinnetje had ze die donderdag.
‘Hij zette mijn petje op mijn hoofd, leuk hè…’

Deel dit bericht:

Eva Terra Incognita

Eva Terra Incognita
Te bestellen bij de boekhandel

Sophie - Genius Loci

Sophie - Genius Loci
Te bestellen bij de boekhandel

32 reacties

  1. lieve annelief, ik kan niet genoeg herinneringen aan jouw moeder horen.
    Door alle herinneringen blijft ze leven, steeds intenser, steeds dichterbij, vertel en schrijf over haar, zo vaak en veel als je hart je ingeeft.
    Je bent geweldig, liefs, Gijs

  2. Lieve Anne,

    Je beschrijft het moment dat jullie het handjeklap ritueel doen. Best wel heel modern voor die tijd. Zelf bedacht? Gangsters doen het ook. Heerlijk om die verhalen te lezen over jouw moeder en jij. Jij hebt dat ook hè? Er gebeurt iets en als je er aan terug denkt ben je zelf ouder dan je moeder toen. Mijn vader was niet sportief, totaal niet. Hij ging nog op de bromfiets naar het einde van de Kievitstraat.
    Maar een humor had die man.
    Een keer zat ik op de WC thuis, ik was vijftien.
    Hoor ik een bromfiets een noodstop maken.
    Is het mijn vader.
    Had de avond ervoor een kokosnoot bijna helemaal alleen opgegeten.
    Hongerwinter meegemaakt, dat zal het zijn.
    Veel vezels en héél veel aandrang.
    Rammelen aan de WC deur.
    Hij schreeuwt:”Wie zit er op!?”
    “Ik”
    “Duurt het nog lang?”
    Ik probeer snel te zijn, maar dan wordt het stil.
    Te stil.
    (Ik schiet nu weer on de lach als ik er aan denk)
    Hij was naar boven gegaan om zich te verschonen.

    Dertig jaar later ongeveer.
    Ik moet nodig en er komt telefoon.
    Daarna moet ik snel weg voor de repetitie van de band en vergeet te poepen.
    We spelen tot half twaalf, het gaat heel lekker.
    Ik breng de drummer altijd thuis en hij treuzelt.
    Ik weet opeens dat ik iets vergeten ben en daarom vreselijke aandrang heb.
    Het kan niet snel genoeg nu.
    Ik geef de drummer een zet en scheur weg naar huis.
    Met gierende banden en piepende remmen parkeer ik scheef voor mijn huis.
    Ik ren naar de voordeur, niets moet nu nog mis gaan.
    Net op tijd ben ik.
    Dan komt de ontspanning en herinner ik me het bovenstaande voorval.
    Hoewel het laat is, te laat eigenlijk, moet ik dit kwijt.
    Ik bel mijn vader uit bed.
    Klaarwakker en helder luistert hij naar mijn verhaal en herinnert zich nog levendig zijn kokosnoot.
    Dan zegt hij: “Elk kuiltje in de weg voel je dan hè?”
    Op zo’n moment voelde ik me verbonden met hem.
    En dan later komt het weer boven door het verhaal van jouw moeder gisteren.
    En dan moet ik het kwijt aan jou.
    Met tranen.

    1. jij hebt dat ook he Kees, dat herinneren en voor je zien en lachen en huilen en schrijven…. fijn is dat, en ook zo fijn dat ik jij mijn moeder kende toen ik 10 was… daarginder in Tiel…
      mooi verhaal van je vader, die beide momenten – het gebeuren en het herinneren, samen…

  3. Wat een mooie verhalen, wat schrijf je mooi. Ik loop als het ware op een paadje ernaast mee, zie hetbgebeuren, beleef stukjes mee. Dank voor het delen Anne.

  4. “Samen zien is samen zijn” en ik ‘zie’ jullie samen in de mist. Koeien met hun koppen er bovenuit en ook een deinend petje! 🙂

  5. Het is alsof jouw moeder dezelfde geest heeft als mijn opa. Die nam ons elke zondag mee naar ‘de bos’, waar hij ons van alles over de natuur leerde.
    Toen wij niet meer bij hen inwoonden, kwam hij elke zondag naar ons huisje om ons vanuit een ander beginpunt de gevaren van bloeiende aronskelken en stinkende of juist kleurige paddenstoelen bij te brengen.
    We liepen langs de gracht in Balkbrug en hij vertelde ridderverhalen, die wij met onze fantasie aanvulden. Daar stonden ook de hazelaars en de tamme kastanjebomen, waar we in de herfst onze buit bij elkaar zochten.
    In het voorjaar sneed hij er ‘siepsapfluitjes’ – vraag me niet van welke twijg, maar mijn broertje en hij konden er op fluiten.

    Dit alles welt met warmte en liefde op, door jouw verhalen over jou en je moeder. Ik ben je er dankbaar voor want die natuur is iets wat altijd een belangrijk aspect in mijn leven is gebleven. Opa waakt al jaren over me, net zoals jouw moeder over jou waakt en zal blijven waken.

    Het is fijn dat je je deze dingen herinnert, in plaats van de afbraak van haar lichaam. Ik lees de liefde en ook de humor die mijn vroege jeugd kleurden en die jouw leven ook gekleurd hebben. Die kleur vervaagt niet, lieve Anne. Ooit wordt het je tot troost (misschien nu al)
    ♥ ♥

    1. wat een heerlijk bericht Marjolein!
      en die siepsapfluitjes, ja, die maakte mijn moeder natuurlijk ook! maar dan in Groningen.
      toen ze bij ons kwam te wonen zag ze de vlier naast het huis en juichte, waarbij ze het Groningse woord zei – wat mij nu nog even niet te binnen schiet…. o! daar is het: fledder!
      en het fluitje heette nog ietsje anders…. enig dat jij die herinnering oproept!
      ze vertelde erbij dat het binnenste van fledderhout zacht is en dat je het merg er zo uithaalt, gaatje erin en fluiten maar!

  6. Lieve Anne,
    Je moeders petje af voor jou, zo bijzonder dat je je herinneringen deelt met ons lezers.
    Samen zien is samen zijn….ja….samen zijn….zonder woorden..maar met petje.
    Wat geweldig dat je moeder zo verstild opmerkte:
    “hij zette mijn petje terug op mijn hoofd, leuk hé “…….

    .’n mens jouw moeder die helemaal begreep waar het in het leven omgaat en jij lieve Anne bent ‘n kind van die wijze moeder.

    Mag dat ooit tot je door gaan dringen, beklijven en troost bieden
    xxxxx

    1. het is echt wonderlijk hoe elke reactie een andere snaar in mij raakt, en die horen allemaal bij mijn moeder en mij en raken dat – zo fijn!
      dat jij dat zegt bijvoorbeeld, ‘petje af’ – dat zou Aal zo leuk vinden, duim omhoog – zij was erg goed in korte gebaren met een gek geluid erbij uit haar mond, of ze een paard mende, of de vingers knippen, het vuur sloeg er zowat af!
      en dan dat verstilde van die man die dat petje bij haar opzette – dat kreeg nog een staartje! kijken of ik het helder voor de geest kan krijgen, dan vertel ik dat morgen…
      Dimph, zie je wat er gebeurt? Je roept haar spontaan op in mij… dankjewel!

  7. Prachtig hoe je dat schrijft, je blijft maar lezen, je zou zo herbeginnen, als je de letters niet herkende. Je moeder moet een sterke vrouw zijn geweest, hoe zij de avances van die man meteen weg waaide zonder woorden, maar gericht op waarvoor jullie daar gekomen waren.

    1. Edgard, wat ben je toch ook een gevoelsmens!
      Mijn moeder was zeker een sterke vrouw!
      En zeker ging ze niet in op de avances van deze man – maar het raakte haar wel, ze zei meteen ‘leuk he’ – en een week later….. ik moet het me herinneren, dan kan ik het opschrijven!!!

  8. De band die jij had met je moeder (Aal. Ik mag haar hier toch ook wel even zo noemen hè?) had ik haast net zo met m’n vader (ome Joh voor velen). ‘t Was een verstandig man en ook vol humor. Vele jaren na ‘n dood herinner je steeds één of ander woord, uitspraak en/of gebeurtenis van ons samen en krijg je weer ‘t zelfde warme gevoel wat je op dat moment had.
    Dus…., bleef doorgaan met schrijven zo je steeds gedaan hebt. ‘t Ontroerd me dikwijls weer of maakt me blij.

    1. Dat vind ik hartstikke leuk als je haar Aal noemt! Zo noemde ik haar vanaf mijn 18e, en iedereen ging haar gaandeweg Aal noemen – ook alle hulpen, want Aal was ook gewoon vergeten dat ze mevrouw Vellinga of mevrouw kopman was geweest ooit 🙂
      En wat ‘leuk’ (in navolging van Aal 😉 ) dat jij dat ook hebt, dat je soms door een enkel zinnetje of woord dat warme gevoel krijgt!
      En ik ga graag door met schrijven over haar zoals ik deed, maar toch is het totaal anders nu…
      dat is trouwens een bijzondere gewaarwording Egbert Jan – de herinneringen zijn nu anders dan toen ze er nog was….
      daar word ik weer even stil van…
      dankjewel x

  9. Die bijzondere band , moeder dochter die hier naar voren komt…Prachtig Het doet mij nu ´opbiechten´ hoe het was en telkens bovenkomt de band met mijn moeder dat ik toen als jochie niet zo besefte , maar later zo waardeerde….dat beleven samen is een bron van weelde gebleken….. onuitputtelijk. ..Anne, dank je wel..weer ,)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *