Het fijne van een schrijfplek is, dat alles op die plek meedoet met het schrijfproces en een proces is het, een spannend proces vol hindernissen, uitdagingen, toeval en geschenken. Je betreedt een wereld die nog niet bestaat en ook weer wel, alleen zweeft het nog. Om in deze zwevende wereld te landen, ga ik onkruid wieden. Niet in het bos, niet in de wei, maar op het pad, dat pad moet blijven.
Ik wied in de vroege ochtend, als dauw glinstert en nevel optrekt, als vogels zingen en vlinders nog slapen. De bruine vlinders komen het eerst, de vuurvlinders, dagpauwogen, zandoogjes en andere bruine rokjes, de koolwitjes komen als laatste en de blauwtjes komen dit jaar niet. Ontelbare bijen en evenveel hommels gonzen om mijn hoofd op weg naar de lavendel die in Hoorn niet groeien wil, maar op deze leemachtige grond, landklimaat, 700 meter hoogte juist weer wel.
Hurkend op de arme grond, zie ik hoe rijk die is aan plantjes die zo taai zijn dat ze 40 graden temperatuurverschil binnen een etmaal overleven en uit zichzelf de weg hierheen hebben gevonden. Hoezo onkruid? Mijn gedachten zakken in mijn handen en voeten, het is alsof ik mijn vader bezig zie in zijn tuin toen hij te ziek was om te staan en te lopen. Zelfs zijn hurken waren te zwak. Hij zat op zijn puntige billen, de stakige benen in een driehoekige knik voor zich, zo wiedde hij zijn tuin. Met een glimlach.
Wonderlijk dat mijn beide ouders met een glimlach hun naderend einde tegemoet gingen.
Deze glimlach neem ik mee naar het eerste hoofdstuk van Iris, maar dat weet ik dan nog niet.
Dat is het mysterie van schrijven.
Na deze ochtendgang ga ik zitten in de Wintergarten, laptop geopend, ogen zwevend over het dal en langzaam zak ik in de droom die Iris is, haar wereld, haar grond, haar wortels…
… ik schrik wakker uit een droom over mijn onbekende vader. Hij staat in de top van een boom en roept me. Tot mijn vijfde dacht ik dat hij een tovenaar was. Dat is hij niet. Hij zit in een inrichting. Hij is…Mijn handen vliegen over de toetsen tot Kees me roept.
Het is tijd om boodschappen in te slaan en hij kan amper lopen. We gaan saampjes met de auto naar Bayreuth en daar gezellig lunchen op het plein dat net vernieuwd is vanwege de Wagnervoorstellingen.
wordt vervolgd
14 reacties
Wat mooi zoals je over je vader spreekt , zo liefdevol ik voel zijn glimlach.
Hebben jullie wel ‘ ns iets van Wagner live horen spelen in Beyreuth ?
Je neemt me weer helemaal mee .
deze serie antwoorden had ik nog helemaal niet gezien, ha Dimph! Ja, ik ben er weer en herinner me…. en we hebben Wagner zeker ‘live’ gehoord in Bayreuth – op harde keukenstoelen….in de benauwenis van heel veel bezoekers…. maar daar gaat het om, die sfeer, en het vrijkaartje hadden we gekregen van onze buurtjes- zeer lief
Heerklijk om je weg ernaartoe mee te beleven.
dankjewel Marcelle, heerlijk jou hier weer te zien
Weer heel graag gelezen Anne, en wat een prachtige collage! Je zou hem zo als omslag voor je boek kunnen gebruiken! 😉
wat een compliment en goed idee Jannie!
wat zweef je heerlijk van plek naar plek, in gedachten, in herinneringen, geuren en bewegingen. gevangen momenten die de vrijheid weer proeven en zichtbaar worden, zo mooi
ja, zo gaat dat Joke, je herkent het vast!
Je bent er weer, dat is al iets. met je geschriften, dat is een tweede iets,die ik niet wil missen.
Ha Edgard, merci xxx
Het proces waaruit opnieuw een boek geboren wordt.
Wat bijzonder om het mee te mogen maken. Zo inspirerend.
het is ook heel bijzonder dit proces te ‘durven’ delen – dat komt door jullie… xxx
Het zal 1963 of 1964 geweest zijn. We zijn met een paar schoolklassen naar Ede gefietst. Een jeugdherberg – toen al gedateerd – was het doel van onze reis. De herbergvader stond erop dat we voor de maaltijd gezamenlijk en in volstrekte stilte luisterden naar het lied “Ik zou wel eens willen weten” van Jules de Corte. We zitten op het terras bij de vijver en drinken limonade. De docenten zitten bij elkaar aan een formica tafeltje op stoelen die met zwart-geel plastic draad zijn bespannen. Vader Vellinga kijkt glimlachend voor zich uit en draait een shagje. Vanavond zullen de broekspijpen van zijn pyjama dichtgenaaid zijn als hij wil gaan slapen in het stapelbed van huisje 18. Hij steekt zijn slordig gedraaide sigaret aan met zijn benzineaansteker. Hij inhaleert en blaast de rook uit. Dan glimlacht hij weer… Zijn einde nadert nog niet, maar er wordt aan gewerkt…
kippenvel Nico… o, dat je dat nog weet en hier deelt…
en weet je, ik herinner me het gebeuren door het verhaal van mijn vader bij terugkomst! hij vond het kostelijk en vertelde het dus ‘smakelijk’ – maar die details die jij nog weet, die vertelde hij er niet bij – die benzineaansteker, dat shagje, o joh…. XXX