Eens in de maand ga ik schilderen bij mijn vriendin, eens in de maand komt zij bij mij. De gastvrouw zorgt voor alles. Vandaag heb ik het uitje, ik hoef niets mee te nemen, alleen mezelf. Vijf minuten voor ik de fiets op moet om de trein te halen, kom ik langs een spiegel die glashard weerspiegelt dat mijn slaapogen blind waren. Geen porem! In de resterende vijf minuten haal ik mijn hele kleerkast overhoop tot groot plezier van mijn poezen. In onbestemde grijsblauwe tinten haal ik de trein met de tong op een paar schoenen die ik nooit draag, de reden hiervan wordt duidelijk als ik het laatste eindje naar mijn vriendin loop, een hele tippel. Ik schop telkens tegen mijn schoenen, want de leest is dubbel breed en daar steken de zolen nog weer buiten.
Iets over tienen sta ik in de serre van mijn vriendin. Zij draagt het onbestemde groen dat ik op het laatst heb omgewisseld voor onbestemd blauw. We vormen een vage combinatie, wat ook wel eens anders is, zij knaloranje en ik zuurstokroze. Dit brengt mij bij het gele dweil verhaal van Aal en met de nodige mimiek en gebaren, bekers koffie en zelfgemaakte appelflappen komen we al gauw niet meer bij van het lachen. Het schilderen kan beginnen.
Als intro haalt mijn vriendin er een spel bij dat we jaren geleden gemaakt hebben op net zo’n dag, maar dan bij mij. In mijn ingewikkelde periode. Toen ik nog dacht dat er verschil was tussen willen en wensen, kunnen en doen. Vriendin legt het toentertijd gemaakte speelveld tussen ons in. Een taart met 30 taartpuntjes, in elk puntje een woord en een gekleurde tekening. Het spel is simpel. Vier vragen, 30 antwoorden. Je vindt het antwoord met een dobbelsteen.
,,O, nou heb ik alles, maar geen dobbelsteen.”
,,Dan draaien we rondjes met een vinger over de cirkel en waar je stopt, is het antwoord.”
Aldus geschiedt met veel gegiechel en heksengebaren ,,ik wens, ik wens, ik wens, wat wens ik eigenlijk?” De vinger staat stil op begrip. Ja, het klopt, begrip is nooit weg.
Mijn wens is het lichaam. Dat klopt ook als een bus. We worden hoe langer hoe doller, helemaal als ik daarna weer ‘lichaam’ krijg. Ik wil het lichaam, ik kan het lichaam en ik doe het lichaam. Dat wordt een te gek schilderij, dat snapt een kind.
Vriendin moet het doen met begrip.
Staat er ineens een man in een rood jasje voor het raam van haar atelier. Laten we hem Jan noemen. Jan weet de weg en voor we het weten staat Jan pront naast ons aan tafel waar wij bezig zijn met de speelse vrouwen intro van een serieuze schilderdag.
,,Is Gerrit er niet?”
,,Gerrit, ach ja, nee, die is er niet, die is naar het ziekenhuis te bloedprikken.”
Ik voel op mijn klompen dat vriendin niet op Jan zit te wachten, hij mag een lieve kerel zijn en een goede vriend van Gerrit, maar wij zitten net lekker op stoom met de intro, het dagprogramma loopt als een trein, alles tiptop in orde, en daar staat Jan ineens aan tafel te koekeloeren wat die twee vrouwen met die vinger op dat gekke papiertje doen. Jan is niet inbegrepen in het program.
Jan daarentegen heeft dat hele eind niet voor niets gefietst. Als Gerrit dan te bloedprikken is, lust hij intussen wel een kopje koffie met een appelflap en voor een spelletje is hij ook niet te beroerd. Je ziet het aan de ontspannen blik van de gepensioneerde. Alle tijd. Niets moet. Alles kan.
,,Wat waren jullie aan het doen?”
Daar heb je het al. Vriendin heeft net het begrip te pakken en met alle begrip voor Jan en de situatie legt ze het spel uit, een vrouwenspel dat nou eenmaal mijlenver van de man afstaat. Ter afronding van een uitleg die niet teveel tijd van de schilderdag mag innemen, maakt ze korte metten.
,,Ach Jan, je kan het niet uitleggen, je moet het doen”
Daar heeft Jan wel oren naar in de gegeven omstandigheid van Gerrit te bloedprikken en twee vrouwtjes met wie hij de tijd moet zien door te komen.
,,Wat moet ik dan doen?”
Hij niet, wij! Maar ja, vriendin heeft het begrip, dus vooruit.
,,Je draait met je vinger rondjes en dan stop je als het goed is en je vraagt erbij wat wil ik, of wat kan ik, of wat doe ik of wat wens ik.”
Jan is het spoor bijster.
,,Wat moet ik vragen?”
Vol begrip herhaalt vriendin de onbegrijpelijkheden uit tijdperken van ver voor het pensioen.
,,Doe anders maar gewoon wat je wenst.”
,,Maar wat wens ik dan?”
,,Dat is het spel. Draai die vinger nou maar over die taart.”
Voor zijn pensioen is Jan een gewetensvolle arbeidskracht geweest, je ziet het aan de serieuze blik waarmee hij de vinger in de rondte draait, niet 1, niet 2, maar 100 keer. Hij zegt er ook nog braaf bij ,,ik wens, ik wens.”
Wie had dat gedacht toen hij daarnet buiten stond in zijn rode jas.
,,Je moet ook een keer stoppen Jan, anders krijg je nooit antwoord.”
Jan stopt. De vinger staat in een vrolijk gekleurd taartpuntje.
,,Wat staat erbij Jan?”
,,Eh, leven.” Hij kijkt op. Twinkeling in de ogen, glimlach om de mond. ,,Dat klopt! Ik wil ook leven. Dat is echt mijn wens. En het gebeurt ook.”
Welja, alles in een. Kunnen, willen, wensen, doen. Dat krijg je na je pensioen. Jan legt het ook nog even uit.
,,We hebben net voor het eerst nieuw leven in de familie. Mijn dochter is net van het weekend bevallen van een dochter en mijn vrouw was erheen om te helpen. Ze belde op dat ze d’r doodop van was, je bent het niet meer gewend, maar je wilt het niet missen ook, het leven, het nieuwe leven.”
Vriendin recht haar rug. Deze prachtige conclusie is het aangewezen moment dat Jan uit zichzelf kan opstappen en ons program door kan. Jan echter komt los, en dan ook helemaal.
,,Als er nieuw leven komt, moet er ook leven gaan en dan kijk je toch rond wie er aan de beurt is om te gaan.”
Dat wordt een openbaring over leven en dood, en die arme Gerrit is na drie uur nog steeds niet terug van het bloedprikken.
9 reacties
Wat weer een geweldig stukje en wat ben je toch een enig mens
Dat kan niet anders bij zo’n leukerd als jij, dus dat is dan weer helemaal toppie!
hylarisch, het lijkt wel een moderne versie van roodjankapje.
ja, geinig he.
Wat mij nu ineens opvalt en waar ik binnenkort eens een blogje aan zou kunnen wijden, of is het weiden? De blokjes naast de reacties. Iedereen krijgt een eigen patrontje, en jij hebt ROOD!
Ik heb grijze blokjes. Ook al zo geinig! Als je goed kijkt, blijf je je verbazen, vind je niet?
Bij dit verhaaltje heb ik hetzelfde gevoel als bij kinderen. Denk je eindelijk een moment voor jezelf te hebben komen ze naar beneden met een smoesje om-er-toch-maar-bij te zijn. Maar wel een enig verhaal. Ik denk dat het wijden is, omdat de geien geweid worden. ik heb zo veel van de Nederlandse taal geleerd op de Lagere School. Ik weet niet meer van wie, maar ik gebruikt het Kofschip nooit. Zelfs mijn Engelse vrouw maakt geen fouten in de voltooide deelwoorden. Men verhuisDE. Het klinkt niet als je verhuisTE zegt. Simpel toch?
Al met al weer een mooi verhaal en ik heb geen kleurtje.
Maar wel griep
Heb je de griep? (Nou dacht ik even dat ik seniel geworden was…)
Van het vertoeven in gindse bergen met sneeuw?
Beterschap Kees!
En als je helemaal niks te doen weet, kun je atijd nog een gezellig gastblogje schrijven van hetzij de griep, hetzij een van je vele avonturen in het leven, ditmaal gezien door koortsogen!
Dat van het gastblogje zie ik pas nu. Leuk. En ik stelde het ook zelf voor, dubbel leuk.
En ik zie dat ik in de haast spelfouten heb gemaakt hierboven, terwijl het daar juist om ging!