We hebben amper ons eerste uur gelopen of er is al iets onomkeerbaar veranderd, zoals na je eerste wiet, je eerste seks. Mijn moeder zag dat ik niet haar ben. ‘Goh An, dat jij dat durfde.’
Zij loopt met haar eigen gedachten. Zonder woorden zoeven wielen over asfalt, slaan roeiriemen in de Amstel, schreeuwt een grote vogel boven ons.
‘Jan had geweten wat voor vogel dat is.’
Zij zegt wat ik denk.
‘Hij had ons met beide handen weerhouden een stap verder te lopen, vervolgens had hij de verrekijker voor zijn ogen gehouden en dan de naam uitgesproken alsof het zijn eigen schepping was.’
‘Jan keek het liefst naar de verte. Net als met dat communisme, Lenin en Marx waren god.’
‘Hij vergat alleen wel hun ideologie toe te passen in zijn eigen huis.’
Mijn moeder gaat er niet op in. Ze is Jan trouw tot in de dood.
‘Ik zou het nu heel anders doen.’
‘Wat zou je anders doen, Aal?’
Diepe zucht.
‘Waarschijnlijk zou ik alles weer net zo doen, want toen wist ik niet wat ik nou weet.’
‘Wat weet je nu dan?’
‘Dat praten en doen twee hele verschillende dingen zijn.’
We lopen door of alles erover gezegd is, maar nog geen tien passen verder blijft ze abrupt staan, tegenover me. Ik sta vanzelf ook stil. Ze houdt haar handen geopend naar de hemel. Aal kan soms in vreemde rituelen schieten en dat vind ik leuk, dus ik open mijn handen ook naar de hemel waar Jan vertoeft.
‘Je kan wel zien dat jij geen sport kijkt.’
‘Hoezo!’
‘Je moet op mijn handen slaan, dat doen sporters. Ik zal jou dat eens leren.’
Ze kijkt me aan met dezelfde ernst en afstandelijkheid die over haar komt als een onbekende iets zegt over een schilderij van haar. Dan gaat ze staan als een Chinees, de buik vooruit en het hoofd naar achteren, illustratief voor de kritisch meditatieve blik op schoonheid en wijsheid.
Sportief als ik deze middag wil zijn, klap ik mijn handen op die van haar.
‘Nu moet jij je handen ophouden.’
Haar handen komen met een klap op de mijne terecht en schieten dan omhoog tot harthoogte, zoals vroeger handklap spelletjes gingen. Ik spiegel mijn handen aan de hare, en jawel, wederom moeten ze tegen elkaar klappen. De volgende fase in de groet der sportbroeders is het ballen van de rechterhand en de vuist moet naar het eigen hart.
Aal grijnst als een blij kind.
‘Zo doe je dat nou, Anne.’
‘Zeker afgekeken van Cassius Clay.’
‘Muhammad Ali.’
We bereiken een parkeerterrein onder een paar bomen. Aal gaat zitten op een hekje.
‘Tot hier is het zes kilometer. Dat heb ik met mijn auto gemeten. Verder ga ik nooit.’
Ik kom naast haar zitten.
‘Maar Aal, dan loop je allang die tien kilometer die je je ten doel hebt gesteld.’
Ze kijkt betrapt, zoals die keer dat ik haar een sigaret zag roken toen ze voor de zoveelste keer gestopt was met roken.
‘De vorige keren had ik mijn auto hier staan en dan reed ik van hier terug naar huis, maar ik vond het lullig om hem hier gisteren al te zetten en ik vond het nog lulliger om met jou hierheen te rijden en dan terug te lopen.’
‘Hoe moet dat nu dan?’
‘Teruglopen.’
‘Was je vergeten dat ik ongetraind ben.’
‘Ik dacht Anne is jonger, dus dan staan we gelijk en ik heb snoepjes voor de terugweg.’
Een hele troost.
Ik voel elk grindsteentje dwars door mijn dunne zolen, maar mij hoor je niet klagen. Aal hoor je helemaal niet meer; ze is te moe om een woord uit te brengen. Gaandeweg begin ik opmerkingen te maken over niks eigenlijk, een wolk die langs zeilt en op een varken lijkt, lisdodden aan de waterkant, een berg peuken van iemand die te lam was zijn asbak in een prullenbak leeg te schudden. Aal komt niet verder dan ja, ja, ja.
Na zoveel bevestiging besef ik dat ze echt heel moe is. Ik zing maar eens het lied dat zij gebruikte in onze vervlogen vakanties in the middle of nowhere waar papa altijd de weg wist en mama altijd wel iets verzon om Marco en mij aan het klimmen of dalen te houden, want om de dag moest er een berg gedaan worden: ‘1,2,3,4,5,6,7, zo gaat-ie goed, zo gaat-ie beter, alweer een kilometer.’
‘Snoepje?’
Ze houdt een kruidenzuurtje voor me, zo’n keihard ding dat je alleen lust als je loopt. Ik herinner me hoe ze ons de berg op en af kreeg met druivensuiker.
‘We nemen hem bij de volgende hectometerpaal, Aal.’
‘Je bent een lief kind, Anne.’
Zo lopen we van paal naar paal en van snoepje naar snoepje tot we in Amsterdam terug zijn. Daar beginnen de stoepen en die gaan we op, althans, dat willen we wel, maar kunnen we niet. We krijgen onze doodvermoeide voeten niet hoog genoeg opgetild.
Gelijktijdig trekken we een gekke bek en beginnen aan ons been te hijsen om de voet op de stoep te krijgen. Dit werkt op onze lachspieren. Aal wijst een bankje even verderop. Ze wil er iets bij zeggen, maar dat lukt niet van de lach, waarop ik nog erger in de slappe lach verzeil. We moeten over de grond kruipen om bij het bankje te komen. Aal wil weer wat zeggen en eindelijk lukt het.
‘Goh An, met jou kan ik lachen en lopen.’
Ik open mijn handen. Met de sportgroet bezegelen we onze eerste looptocht.
wordt vervolgd
22 reacties
Ik benijd je met zo’n moeder en vooral je gave om haar met anderen te delen
goh, hoe je dat zegt, dat doet me wat, dankjewel Harie
Heerlijke story….
leuk dat je je laat zien, dankjewel Eef
Moedertje Lief : Maar U gaat en ging toch altijd in ‘Gedachte aan de wandel? Het Pieters pad van het geschreven woord. in bloemrijke gedachten geschreven! Tussen Dochter en Moeder valt altijd tegen veel te beleven !!
het Pieterspad van het geschreven woord, wat een vondst Joshua, het houdt nooit op bij jou, ik ben altijd benieuwd waar je mee komt, hartstikke leuk
Wat me raakt is dat Aal zegt : ‘ dat praten en doen twee heel verschillende dingen zijn ‘ .
Ik vind het zo lief en knap van je dat je ons mee laat delen in je samenkomen met een bijzondere moeder
en ik vind het zo leuk dat tal van uitspraken van Aal me te binnen schieten als ik ‘zak’ in ons lopen van toen – al die tijd dat ze dood is, vond ik dat een van de erge dingen, dat ik haar zinnen kwijt was en nooit heb opgeschreven, het nog ergere is dat ik haar humor kwijt ben, hoe ze kon reageren soms vanuit het schijnbare niets… maar hier ben ik al zo blij mee; ik had niet verwacht dat haar woorden nog ergens bewaard waren… ik heb de indruk dat het morfogenetisch veld waarin deze gedachten wellicht schuilen sterker wordt doordat deze verhalen over Aal gelezen worden en ook beleefd ~ dankjewel voor je immer inspirerende woorden Dimph
Anne ik heb het gevoel dat je steeds dichter bij jezelf komt en daar de waardevolle herinneringen weer ontmoet.
dat zou zomaar eens kunnen, Dimph ~ bijzonder hoe jij niet alleen de tekst leest, maar ook mij 🙂
Heerlijk om te ervaren hoe jullie elkaar de, ruimte konden geven om te groeien.
dat zie je weer goed,, Joke, alleen beleefden we dat niet zo op het moment zelf, dat was broos en kon elk moment de bocht uit springen – de moeder-dochterband was klaar (wat mij betreft 🙂 ) maar deep down wilde ik haar niet kwijt, zo ongeveer begon het voor mij. voor haar was het anders, zij heeft nooit met mij willen breken en om nog dichterbij haar ervaring te komen, vraagt meer verdieping, ik weet niet of ik zover kan komen 🙂 het mooie van terugkijken, is het ontdekken van je verborgen beweegredenen en dan is zo’n zinsnede van jou treffend, dankjewel!
Ik ben ook dochter van…en die band is heel eenzijdig. En ik ben moeder van twee dochters en die banden zijn wel tweezijdig, dankzij de nodige ruimte. En dat heb ik herkend. Ondanks alles, of juister, door alles is er ruimte. En verlies is dubbel want daardoor groei je anders en ook dat is (vaak) juist goed. Mooi mens????
mooi wat je opmerkt over ruimte en hoe je kijkt naar verlies en groei – je bent een wijze vrouw
Wat heerlijk, ik herken mijn moeder en mijzelf in Aal, en herken mijzelf en mijn moeder in Anne. Ik heb vijf jaar met mijn moeder meegelopen door haar dagboeken uit te werken. Helaas was ze er fysiek al niet meer bij. Ze overleed plotseling in 1990. Maar het bracht me dichter bij haar dan ooit.
wat zeg je veel in weinig woorden, Berna, je raakt me ~ ik hoop je vaker te zien
Ik zie jullie helemaal voor me Anne. Ik heb ook eens de slappe lach gekregen met mijn moeder tijdens het pruimen plukken. We moesten de kippen steeds op afstand houden die tussen de bomen door scharrelden en graag een pruimpje meepikten. Toen ze er ééntje wegjoeg lag ze ineens languit en de kip keek ons op zo’n speciale manier aan, met die kop zo schuin, dat mijn moeder werkelijk in haar broek gepiest heeft van het lachen. Nu ze van de pijn in haar benen alleen nog maar wat in huis rondscharrelt met haar rollator, komt dit beeld nog weleens terug en ook nu weer tijdens het lezen van jullie gezamenlijke wandeltocht en de uiteindelijke slappe lach. Herinneringen zijn mooi, dierbaar en tegelijkertijd ook een beetje triest om wat geweest is. xxx
zo kunnen mijn kippen ook kijken, Jannie! nu denk ik vast en zeker de hele tijd aan die slapstick van je moeder als ze het weer doen 🙂 leuk dat je je eigen ervaring hier vertelt, vind ik leuk! – ik herken je gevoel ook, Jannie, dat dubbele, het mooie en intense van de herinnering, en daarna het gemis – dus gauw weer herinneren 😉
Anne, zo mooi zoals je vanuit je binnenste dit opdiept, met liefde beschrijft en met ons deelt. Wat een rijkdom hebben jullie gehad als ik denk aan alle woorden die je ons voorheen al over je moeder en jezelf hebt gegeven!
ja, het is onvoorstelbaar veel wat wij hebben meegemaakt met elkaar – en nu is ze er niet meer, en dat is jammer – maar ik kan putten uit heel veel belevenissen, en daar ben ik blij om – lieve groet!
Ik lees eindelijk bij en geniet.
ik lees je terug, altijd zo fijn jouw woorden, vervuld van wie je echt bent X