Elke ochtend verniel ik een spinnenweb bij het verlaten van mijn huis, terwijl ik van webben houd. De volgende ochtend hangt er een nieuw web, zo mogelijk nog groter, hechter, steviger. Alsof de spin al doende beter leert spinnen. Geen idee hoe lang ze over haar web doet. Ze doet het als ik niet kijk. Misschien de hele dag en de nacht erbij. Daar stap ik dwars doorheen. Het is een eigengereide spin. Of misschien is mijn deuropening de perfecte vangplaats voor vliegen, muggen, nachtvlinders en motjes en wat verder mijn huis in wil, maar er niet inkomt. Dankzij mijn spinnen heb ik nergens last van. Ik hoef geen horren, vliegengordijnen of blauwe moordlampen. Ik heb mijn spinnen.
Ik ben dol op hun webben, vanaf de eerste keer dat ik er een zag maken. Ik was een jaar of acht. Mijn ouders hadden vrienden op een boot in Oosterbeek. Ze hadden daar een camping, een spannende plek vol gevaar. Er was een verboden bunker, een verboden herdershond en een verboden roeiboot. Naar de woonboot liep een smalle loopplank. Hij boog door en wiebelde boven zwart golvend water. In de boot was een trap naar het vooronder en een trap naar de stuurhut. In het vooronder werd visite gehouden, gelachen, gepraat en gerookt. De smog was erger dan dichte mist. Ik vluchtte naar de stuurhut.
,,Niet aan het stuurwiel komen!’’ Bulderend gelach begeleidde me.
Daar was ik alleen in de stuurhut. Aangetrokken door het verboden stuurwiel. Er viel een spin van het plafond. Ze had een veiligheidstouw uit haar kont hangen en landde zacht op het stuurwiel. Ze klom langs haar draad terug naar het plafond , liep een stukje ondersteboven en viel weer. Gelukkig had ze veel draad. Ditmaal landde ze op de zijkant van het wiel. Het was een slimme spin. Langs haar eigen draad klom ze weer terug naar het plafond. Toen viel ze voor de derde keer. Op de onderkant van het stuurwiel. Het was een domme spin. Gelukkig had ze een buik vol zilverdraad. Haar buik was kogelrond, daar zat het zilverklosje in. De spin had schik met haar klosje en maakte een netwerk van zilveren draden, kriskras kruisend van het stuurwiel naar het plafond. Toen ze daar genoeg van had, ging ze rondjes lopen vanuit het midden, met nog steeds zilverdraad uit haar kont. Als ze een zilveren draad passeerde, plakte ze de draad vast met haar lange spinnenpoten. Zo ontstond een groot rond net met gaten. De spin vond het net niet goed. Ze ging naar het midden en begon opnieuw. Ditmaal werkte ze ragfijn. Telkens als ze een mislukte draad tegenkwam, at ze hem op. Ze maakte nu het fijnste vangnet dat bestaat. Toen het klaar was, ging ze er trots middenin zitten.
Kijkend naar het spinnen van de spin, zat ik er midden in. Geen idee hoelang.
Precies als nu met dat andere web, het wereldomspannende glasvezelweb.