Schaarsbergen ligt net boven Arnhem en Oosterbeek, de enige locaties waarvan ik zeker ben dat de manlijke lijn van mijn afkomst er raakpunten heeft. Het is niet de oorsprong van de mannen, die moet in Friesland liggen, naar horen zeggen bij Sneek. Waar mijn oma, de moeder van mijn vader, vandaan komt, weet ik niet en juist naar haar ben ik benieuwd. Komt zij uit Gelderand? Mijn vader is geboren in Renkum, getogen in Oosterbeek en verder getogen naar Arnhem.
Hij is al 23 jaar dood, maar zijn zus leeft en na vele omzwervingen heeft zij Oosterbeek gekozen als eindstation. Vlakbij. Op een steenworp. Ik wil haar alles vragen nu het nog kan. Die gedachte priemt door mijn hart. Waarom ga ik nooit naar Tante Greet. Waarom komt zij nooit bij ons.
Dat is altijd zo geweest. Een gegeven tussen mijn vader en zijn zus. Ze schelen 7 jaar en dat was de verklaring. Hij ging naar de lagere school toen zijn zusje geboren werd en toen zij naar de lagere school ging, ging hij naar de middelbare school en zo ging het maar door. Toch zijn ze samen naar Frankrijk geweest in 1948, te voet, een halfjaar. Een geweldige ervaring die 1 verhaal heeft opgeleverd. Waar mijn moeder 180 verhalen van 1 dag kon maken, had mijn vader 1 verhaal van 180 dagen.
Broer en zus liepen op slechte schoenen over stoffige wegen van Arnhem naar het zuiden van Frankrijk. Ze hadden weinig geld en nauwelijks bagage. Af en toe werden ze ingehaald door paard en wagen. Her en der verspreid lagen boerderijen. Rond het middaguur werd het warm en kregen zij dorst. Ze klopten aan bij een Franse boer. ‘Avez-vous de l’eau potable?’ Heeft u drinkwater? De boer zat net met de familie aan tafel aan de warme maaltijd. Hij had water. Maar waar kwamen deze twee jongelieden vandaan? Uit Hollande? Te voet? Hij noodde ze aan tafel. Ze kregen een dampend bord vol met het heerlijkste eten, een lap vlees, aardappelen en komkommer of tomaat. In ruil voor de maaktijd vertelden zij hun verhaal.
De volgende dag klopten ze om 12 uur aan bij een ander boer, vroegen om water en kregen een warme maaltijd. Het verhaal van de voettocht kwam er al vlotter uit. Zo klopten ze elke dag bij een volgende boer en als een enkele boer met water aankwam, haastten ze zich naar de vlgende boerderij in de hoop op een warme maaltijd.
Mijn vader vertelde dit verhaal elke vakantie dat wij kampeerden bij een boer in Frankrijk. Hij eindigde altijd met de slotsom dat het een prachtige tocht was geweest en dat zijn zus geen keer gezeurd had. Wat mij innerlijk sterkte toch vooral niet te zeuren aan het hoofd van mijn vader, want niet zeuren was de hoogdte eigenschap die hij zijn zus toekende en ik wou daar niet voor onder doen.
Na de tocht ging mijn vader werken op scholen in afgelegen gebieden, in Drente en op Tessel. Hij was nou eenmaal onderwijzer en communist en die combinatie was verboden. In uithoeken met schreeuwend tekort aan onderwijzend personeel was hij welkom op voorwaarde dat hij niet vanaf een zeepkist zijn visie de wereld in zou slingeren. Deze voorwaarde maakte mijn moeder bang voor zijn ontslag, wat uitmondde in mijn zwijgplicht, maar dat is een ander verhaal.
West Kapelle lag onbereikbaar ver van Arnhem, waar de Vellinga’s inmiddels woonden. En toen mijn vader met zijn gezin naar de Betuwe trok, was Arnhem nog steeds ver weg, daarna maakte zijn zus verre reizen naar IJsland en Kreta , vond een echtgenoot en verhuisde naar Zuid Afrika. En zo was er steeds een onoverbrugbare afstand.
Voor een dame van 82 woon ik veel te ver. Mijn eigen moeder bijvoorbeeld kan niets meer alleen. Greet woont nog min of meer zelfstandig in een verzorgingsflat waarik 1 keer geweest ben, toen haar man overleden was en zij besloot Haarlem te verruilen voor Oosterbeek, waar haar roots lagen en mijn broer woonde. Hij woont er nog steeds. Ik ga niet naar mijn broer, ik ga naar tante Greet.
Eerst een kop koffie om wakker te worden, want bij oude mensen weet je niet wat voor slootwater ze je voorzetten. Gratis krantje bij de koffie, een krantje over de bevrijding in 1945. Arnhem is nooit losgekomen van deze bevrijding. De stad lag cruciaal, aan de Rijn, de Rijnbrug werd opgeblazen en de gehele Arnhemse bevolking moest de stad verlaten. Halverwege het krantje staan dagboekfrgamenten van mensen die oorlog, brug en bevrijding hebben meegemaakt, gewone mensen. Een van hen is Eef Vellinga. Ik lees het goed. Mijn eigen achternaam. Zou deze Eef familie van me zijn? Zou hij nog leven? Hoe komen ze anders aan zijn dagboek? Nooit gehoord van ene Eef. Hoewel? De vader van mijn vader had een broer of een halfbroer of een neef die Evert heette. Zoiets staat me vaag bij. Ik sloot mijn oren altijd voor de keiharde stemmen, maar Evert is er wel doorheen gekomen. Het dagboekfragment geeft me een goed gesprek met tante Greet kado. Want ja, waar heb je het over met iemand van 82? Met mijn moeder kan ik alleen nog oude liedjes zingen die zij mij geleerd heeft toen ik klein was. ‘Aan de muur van het oude kerkhof stond een knaapje o zo klein’ en ‘mijn wiegje was een stijfselkisje’. Om daaar nou mee aan te komen bij tante Greet. Het dagboek van Eef biedt actualiteit en verleden tegelijk.
De flat is snel gevonden. Overzicht heet hij en heeft hij. De deur naar de hal gaat vanzelf open, daarachter is een hermetisch gesloten deur, een veiligheidsdeur die onbevoegden tegenhoudt. Er is een paneel met bellen. Achter elke bel een naambordje. G. Kraft-Vellinga. Dat is waar ook, haar man heette Jan Kraft. Oude hersencellen komen in trilling. Ik druk op de bel. Een beetje zenuwachtig. Wat doe ik hier met mijn missie? Mijn prangendste vraag iets meer te weten te komen over haar moeder, mijn oma. Ik weet alleen haar achternaam, Borger, dat ze een poes had, Peter, dat ze toneelstukjes schreef en veilingen afstruinde. Pas onlangs zag ik de link met mezelf. Van Moeke, de moeder van mijn moeder heb ik de bobbels op mijn voeten, de migraine uit mijn kindertijd en het lijntje met de onzichtbare wereld. Moeke had niets met poezen, schrijven en rommelparadijzen, drie van mijn liefdes die voor mijn vader, moeder en broer abacadabra waren. In de mannenlijn ga ik op zoek naar de vrouw die mijn oma was.
‘Wie is daar?’ Greet. Ik was haar bijna vergeten. Ze is thuis. In een luttele seconde besef ik een leven van gemis. En daarbij, vindt ze het wel leuk dat ik onverwacht op de stoep sta. Beter ten hele gedwaald, dan ten halve gekeerd.
‘Ik ben het, Anne.’
‘Anne…..? Ben jij dat? Ach….’
De smartelijkheid die daaruit klinkt, breekt mijn hart voor ik de trap op ben.
10 reacties
Mooi!
Dankjewel Soli!
Ademloos gelezen (mede vanwege bekende omgeving, kom uit Arnhem)
Ha Fleurtje, ik ken je (nog) niet, maar wat fijn dat je dit verhaal ‘ademloos’ gelezen hebt. En uit Arnhem komt ook nog. Goede kennismaking. Ik ben benieuwd naar meer van jou. Dankjewel.
wat fraai overigens dat verschil tussen vader en moeder (180 verhalen van 1 dag en 1 verhaal van 180 dagen;-))
Ja Ton, wat een verschil – en daar ben ik dan de mix van…
Weer met veel plezier gelezen…..
Dank!
Ben benieuwt hoe het verhaal verder gaat en of je kurkuma en zwarte peper door de thee van Greet gedaan hebt?
Ha Minke, fijn jou hier weer te treffen! En dat is wel een goed idee van die thee met peper en kurkuma! Niet aan gedacht natuurlijk, moet er eerst zelf meer van!