Een hond is je beste vriend. Je beste vriend houdt van je zoals je bent, wil altijd bij je zijn en wil altijd mee, zelfs naar de dierenarts. Hij troost, bemoedigt en bescherm je. Een hond brengt je voorbij je grenzen.
Ik had een hond, ze was mijn vriend. Een vriend verliezen is een brug te ver. Ik neem geen hond, een hond neem je niet, een hond is je vriend en je mag van geluk spreken als je zo’n vriend hebt.
Daar sta ik niet bij stil als ik de fiets pak, niet voor boodschappen, niet voor bezoek, zomaar een vrolijk ritje door de miezer.
Staat er een prachtige hond achter de poort. Hij kijkt me aan met glanzende ogen en kwispelstaart. Nergens een mens, laat staan een vriend. Niet links, niet rechts, niet voor en zelfs niet achter, in de tuin. Voor de hond is het duidelijk, van schuine kop tot kwispelstaart, dit vrouwtje is de vriend. Hond is niet klein en niet groot, Hond is een man en Hond heeft heel veel haar dat als nat kleedje over hem heen hangt in een onbeschrijfelijke hondenkleur. Niet beige en geel is het ook niet. Hond staat in de starthouding voor het avontuur, alert, afwachtend, de ogen schrander en bruin onder zijn pony.
‘Waar is je baasje?’
Kwispelend duwt hij zijn neus in mijn kruis. Hm. Mijn ritje krijgt de lading van een missie: het vinden van Sufkop die Hond kwijtraakt.
Ik fiets voorwaarts, Hond enthousiast achter, voor, opzij springend als een skippybal. Hond is zo alert en vlug dat ik kan fietsen wat ik wil, hij botst niet. Met hem en mijn fiets zou ik een geinige circusact kunnen beginnen voor alle verdrietige kinderen in het ziekenhuis met Kerst. Hond is in-en-in goed wat slapende snaar van goedheid raakt.
Bij de eerste kruising weet ik niet waarheen en stap af. Hond houdt halt, kop scheef welke leuke kant we op zullen gaan. Met hem kan ik het donkere bos in, als er een verkrachter achter de boom vandaan springt, ben ik veilig als een baby in de wieg. Ik ben blij met mijn nieuwe vriend.
Dan pas dringt het door, een hamerslag.
Wie is zijn baas? Waar is zijn baas?
Waarom heeft Hond baas verlaten?
Zoekt Hond hulp? Voor een reddingsaktie?
De rollen zijn omgedraaid. Hond rent naar links. Ik fiets achter hem aan, plat door de bocht. Hond blijft op kruispunt staan. Ik blijf op kruispunt staan. We zijn op kruising van fietspaden, geen snelverkeer maar wandelaars.
‘Is die hond van jullie?’
Ze nemen niet eens de moeite te kijken, laat staan tot hun botte kop door te laten dringen dat er iets noodlottigs gaande kan zijn. Wat te doen?
Hond staat vastgevroren op kruising tot hij een ons weegt. Dat duurt te lang. Op goed geluk fiets ik naar huis in de verte. Hond kijkt me na zonder een vin te verroeren. De kruising is zijn houvast. Ik trek mijn eigen plan, zonder plan. Rijd het onbekende erf op. Uit de schuur komt een vlotte, stoere, charmante, donkere, knappe, gevoelige vent die openstaat voor redden wat te redden valt. Ja, dat zie ik in een oogopslag. Hij kijkt naar mij of ik verkering zoek.
‘Ik had ineens een mooie, harige hond…’
Zijn hoofd schiet rechtop.
‘Zwabber?’
Ik voel dat mijn gezicht een oliedomme uitdrukking krijgt, zo van ‘zwabber?’
‘Zwabber is mee met mijn zoon en zijn hulphond. Mijn zoon maakt in dat miezerige weer een wandeling in zijn elektrische rolstoel. Hij moest en zou, maar hij is nogal wild en eigenwijs en verlaat de ongebaande paden en… hij is toch niet omgevallen? Hij ligt toch niet in de sloot?’
De vader vliegt overstuur het fietspad op, mij over het stuur achter hem aan. Zwabber staat het verkeer op de kruising te regelen. Fietsers, brommers, wandelaars moeten om hem heen. Van een rolstoel geen spoor. Eensgezind en ongerust kijken wij alle kanten op. Een zoemend geluid trekt onze blik achter de overhangende takken bij de sloot. Een superkar komt aangehobbeld over drabbig gras, bestuurder zit er warmpjes bij in gewatteerd jack, wapperdas, helm en bril, zwarte hond rakelings keurig naast hem.
Een zucht ontsnapt aan vader.
‘Mijn zoon met zijn hulphond.’
Zwabber is de hulphond niet. Hij zwabbert er een beetje bij. Terwijl zoon naderbij zoeft, vertelt vader over de kwaliteiten van de hulphond. Hulphond is het helemaal, hij haalt de krant, de schoenen en de sleutels, opent de deur en sluit hem ook, doet alles wat je beste vriend doet, en dat dag na dag, keer op keer, telkens een handeling meer en dat met blij gemoed. Vader sommeert zoon voortaan beter op die eigenwijze, dolle, maffe, onberekenbare Zwabber te letten. Dan kijkt vader mij scherp aan, op het wantrouwige af.
‘Ik ken jou ergens van. Ben jij niet van die stukjes in de krant? Je gaat hier toch niks over schrijven?’
Tuurlijk wel. Met Zwabber veeg je geen vloeren aan, Zwabber is voor geen gat te vangen en in geen vakje te plaatsen, Zwabber is een hulphond zoals er geen tweede is.
2 reacties
Leuk Anne en wat een scheetje…
Hallo Anne,
Wel een late reactie voor een leuk verhaal. Mijn dag werd overheerst door de zes van Breda. Ik probeerde me in te leven in de mensen die zeven jaar onschuldig in de cel zaten door achtergehouden verklaringen van getuigen à decharge. Ook Ina Post en Lucia de Berk hebben altijd mijn aandacht gehad. De rechtbanktekenaars schetsten een lelijk beeld van Lucia die volgens mij een hele lieve vrouw is. Ze werd meer als heks verbeeld in de tekeningen die ik in de krant zag. Toen ze werd vrijgesproken zag ik een lieve vrouw die in het geheel niet leek op het beeld wat letterlijk werd geschetst. Dit was de vijfde zaak in zes jaar! Er moet iets veranderen.