Ik zie de zin van het Moeke boekje. Om er een boekje van te maken is een ander verhaal en daar zie ik tegenop.
Dat komt door de jaren ’90 van de vorige eeuw.
Het leuke van mijn moeder was ook het vervelende. Aal kon fantastisch vertellen, maar daar heb je een gehoor bij nodig en dat was ik. Dus. Dan kwam ze langs met een verhaal en ik hing aan haar lippen, leefde mee, lachte me slap of niet en voor ik het wist was ze alweer weg. Na enkele decennia viel me dat ineens op en had ik er meteen genoeg van ook. Ik verzamelde moed haar de waarheid glashard in het gezicht te slingeren en mijn verhaal erachteraan.
Aal komt weer eens onverwacht binnenstormen met een verhaal over een moeder en een dochter. De moeder loopt naar haar dochter zes kilometer verderop. Zes! Aal zegt het of ze er nooit bij stilgestaan heeft dat je afstanden lopend kunt overbruggen. Ik wil inbrengen dat ze in haar jeugd in Groningen niet anders deed, dat ze in West Kapelle en later in Tiel nog steeds rennend naar de winkel ging, zo zat dat lopen in haar bloed. Voor ik het kan zeggen, is Aal de deur alweer uit. Om te oefenen.
De vlam van irritatie slaat me uit, de druppel slaat over de emmer, als het zo gaat, hoeft het voor mij niet meer.
Een week later komt Aal monter en vrolijk langs met het volgende verhaal. Ze heeft nu een paar keer langs de Amstel gelopen, bekaf, tong op de schoenen. Ze dacht dat ze de zes kilometer wel haalde. Ze heeft het gecontroleerd met haar auto, zijn het maar vier kilometer! Zij lacht, ik lach. Weg is ze.
De derde keer kan ze zes kilometer lopen en is hier zo enthousiast over, dat ik me afvraag wat er in vredesnaam voor leuks aan lopen is. Hardop. En laat zij uitgerekend die vraag horen. En erop ingaan ook nog.
‘Waarom ga je niet een keer mee?’
Dat zij op voorhand denkt dat ik niet meega, heeft het averechtse effect. Ik ga mee.
Aal heeft haar looppak aan; grijs fleecejack, zwarte loopbroek, loopsokken en loopschoenen.
Ik een of andere flut broek, shirt en slappe schoenen. San zwaait ons uit.
De eerste kilometer is de Parnassusweg uit en dan komen we langs een molen bij de Amstel. Ondanks auto’s, verkeerslichten en stoepen vertelt Aal honderduit over de aanschaf van haar uitrusting, haar blaren, haar spierpijn, haar vorderingen en haar doel: 10 kilometer.
Aangekomen bij de Amstel zien we een roeiboot en komen haar verhalen los over Roeien – Acht en Matthijs Vellenga, haar hulp-in-de-huishouding, een leuke jongen die volgens haar een gouden toekomst heeft in de roeierij. Wat is uitgekomen.
Vervolgens komen de trekschuiten van vroeger aan de beurt, haar opoe uit Nieuweschans die haar eigen boot met een zeel naar Groningen trok en alle verhalen die hieraan vastzitten.
Ik loop en luister, wijk uit voor verkeer, want loop aan de wegkant.
‘Ik moet poepen.’
Als mijn moeder moet, dan moet ze. Ik blijf staan.
‘Doe maar.’
‘Ik ga hier niet in het gras zitten met al die auto’s.’
‘Daar had je in Praag anders geen moeite mee.’
We krijgen de slappe lach van schaamte bij de herinnering…
4 reacties
Haha, leuk geschreven Anne Hertje/Hinde 😉
Thanx Annet, hertje/hinde – een heerlijk beeld om op mezelf te plakken nu ik zo stram als een distel in de stoel zit 😉
Lieve Anne,
ga alsjeblieft door, het is ontzettend leuk om te lezen.
dankjewel voor je feedback Kees, dan hoef ik me voorlopig geen zorgen te maken of ik jou ermee verveel 😉