We hebben het huis van binnen gezien en van buiten, het huis dat een keerpunt teweeg brengt in het leven van Sophie, hoofdpersonage in mijn manuscript, dat trappelt om boek te worden. In alle gevallen zou schrijver, dan wel lezer nu een interessante opmerking maken over verband en verschil tussen werkelijkheid en fictie. Wij doen dat niet. Het vers gebeurde, de transplantatiezoon van de bewoners van het huis ligt ons op de tong. Arnold spuugt hem uit.
,,Daar wordt goed in verdiend, daar worden moorden voor gepleegd.” Hij weet er meer van, maar dat voert te ver nu in de uiterwaarden de oude steenfabriek in zicht komt, en zoals de ondertitel van Sophie onthult, waart de Genius Loci hier rond. Hij heeft Arnold te pakken of Arnold hem.
,,Daar! Naast die fabriek! Daar schaatsten wij.”
De herinnering van 50 jaar geleden hangt er nog. Eeuwigheid kent geen tijd.
,,Wij schaatsten op een echte ijsbaan, achter het ambonezenkamp, naast het spoor, richting de sluis.”
,,Met zo’n echte koek en zopietent?”
Arnold weet de waaiende geest te vangen. Koek en zopie, precies waar ik hier en nu aan toe ben. Arnold gaat de Waalbanddijk af en daar heeft de geest mij toch weer even in de greep.
,,Hier heb ik de hellingproef geleerd.” Stil blijven staan op hellend vlak, lang niet altijd makkelijk, en optrekken zonder af te glijden is levenskunst.
Via flats die nooit gebouwd hadden mogen worden, komen we langs de plek waar mijn broer woonde en zijn moeder een dierenasiel in het leven riep. Het verleden borrelt en bruist en brouwt brokjes verleden tot soep van de dag. We passeren de mooiste straat van Tiel, een brede laan tegenover een park met vijvers en herten.
,,Daar heb ik heel wat gespeeld. Ik woonde op de hoek.” Arnold blijft staan voor een droom van een huis met erkers, serre, puntdak, buitentrappetjes. Het huis staat er wat verloren bij, leeg en te koop. Arnold kent deze plek als zijn broekzak en schiet het naastgelegen verboden bouwterrein op als de kwajongen die hij zeker was. We stappen uit. Lopen om het huis en komen langs stenen treedjes die voeren naar een deur. Zijn hand glijdt over de uithollingen in de rand van de derde trede. Ik zie een jongetje in korte broek het huis uit hollen, rood autootje in de hand, dinkytoy, een Porsche, waarmee hij rijdt over de treden en zichzelf naar de toekomst verplaatst, in dezelfde tijd dat ik verderop blindemannetje speelde in een rode trui, op een braakliggend veld waar niet zulke grote huizen met traptreden stonden, maar onder mijn oogleden zag ik ze.
Een bouwvakker met helm komt vragen wat we hier moeten, dit is verboden terrein. Arnold is hier langer thuis dan hij en zo antwoordt hij ook. ,,We willen het huis even zien.” Ter ondertiteling voor de nietsvermoedende man met de helm gooi ik er luidkeels een schepje overduidelijkheid bovenop. ,,Dit is zijn geboortehuis.”
Wat niet waar blijkt, maar het werkt wel. Ongeschonden verlaten wij het verboden terrein en worden door de volgende geest gegrepen, een geest die op sterven na dood is, de geest van de plek waar eens het Popfestival van Tiel was, en die het nu moet doen met een parkeerterrein. De rivier de Waal stroomt onverstoorbaar door.
,,Was jij daar ook?” Vraag ik.
Arnold scheurt het koekblik het parkeerterrein op en stopt zonder het te weten op de plek waar ik een kraam met frisdrank had, terwijl Black Sabbath van overzee en de Dream uit Tiel ijzige wind en kletterregen trotseerden en iedereen warme chocomel aan me vroeg om zich vervolgens in slaapzakken te hullen tot het hele terrein golfde en gloeide. Ik stond achter de kraam en wikkelde me als levend standbeeld in een vlag.
,,Ja, daar was ik en ik lag heerlijk in een slaapzak.”
We nemen koffiepauze tegenover Flipje, de plaatselijke Genius Loci. Ook deze locatie figureert in mijn boek. We zouden er nu over kunnen gaan babbelen. Alleen heb ik twee jaar geleden een verschrikkelijke zonneallergie opgelopen en moet me even insmeren met spul dat mijn gezicht transformeert in een wit masker dat de concurrentie aankan met Arnolds maskers van de Commedia. Hij vraagt doodleuk of hij ook wat kan krijgen en smeert zich even wit. Als een clownesk duo lopen we even later vrolijk door Tiel, waarbij Sophie nog even achter de schermen blijft.
Terug in het koekblik zoeken we de draad van deze dag en stelt Arnold voor langs onze oude scholen te gaan, de HBS/MMS en het Stedelijk Gymnasium van Tiel. Tiel is een stad, en deze geestrijke locatie kon wel eens de aangewezen plek zijn voor de boekbespreking.
,,Weet jij hoe we daar komen?” Arnold is een man met vragen, dat had ik in zijn mails al gemerkt. En laat ik op deze nou het antwoord weten. ,,Over de Konijnenwal.”
Arnold scheurt het koekblik naar links door een onooglijk straatje, waar we stuiten op onverwachte geesten. Die van mij is een dromer die me de oude matras laat zien die ik hier 40 jaar geleden in arrenmoede kocht van een bejaarde dame met zwarte puntmuts, Arnold rijdt in de armen van een dansende geest, geen wonder, zijn leven draait om beweging en hier, in dit straatje, staat de dansschool waar hij proefde aan het wezen van bewegen.
In slakkengang glijden we de Konijnenwal in. Met een knal word ik gewekt door de volgende geest.
,,Hier ergens woont John van Buren.”
Mijn boek is nu geheel en al van het toneel verdwenen. Ik ben weer zes. Ik zat bij Sjonnie in de klas en zag licht uit zijn wangen komen. Ik keek naar andere wangen, die van die leuke Jopie Andernach achter mij. Zijn wangen gaven geen licht. Ik werd verliefd op die wangen van Sjonnie en de rest kreeg ik erbij, zijn kleine, lenige handjes, zijn vrolijke lach en zijn klarinet en tot mijn onuitsprekelijke vreugde werden onze moeders boezemvriendinnen en gingen de Van Burens menigmaal met ons op vakantie naar Zwitserland. Wat hebben we veel meegemaakt. Wat hebben we gelachen en gehuild.
,,Ik heb met John in een band gezeten. Waar woont hij?” Arnold zet het koekblik stil, midden op de Konijnenwal.
,,Ik kan het wel even vragen. Daar zit een vrouw in de deuropening.”
Arnold verwacht niet anders, dus ga ik op mijn zevenmijlslaarzen naar de vrouw in de deur.
,,Weet jij of John van Buren hier ergens woont?”
,,Jaha, dat is mijn buurman.”
Ik bel aan.
Wordt vervolgd.
5 reacties
Ik was daar ook. Wij bakten groene pannenkoeken die we gratis weg gaven. Dagen daarna poepte iedereen die er van had gegeten nog groen. De kleurstof kwam illegaal van apotheek van den Berg, die was om de daar geperste pilletjes te kleuren. Zoon van den Berg zat in ons clubje. Ik weet nog hoe ik ‘s morgens wakker werd door Cat Stevens met de hymne “Morning has broken”. Als ik dat liedje hoor moet ik er nog steeds aan denken. Anne, je voert me weer terug in de tijd. Schaatsen met Erna, elke dag. In de winter van 1963 mocht ik tot sluitingstijd ‘s avonds naar de ijsbaan. Ik zou best wel weer eens contact met haar willen hebben. Toch zijn ook veel herinneringen aan het eerste Popfestival vaag. Tegelijkertijd weet ik nog dat er best wel bekende bands kwamen, die jij noemde. Maar ook The Kinks Kan ik me nog herinneren. Soms lopen de beelden van Pinkpop in Geleen en die van Tiel door elkaar.
Het huis waar Arnold woonde is imposant, ik weet het nog. Pas ben ik ook in het huis direct naast de coupure geweest, aan de rechterkant. De eigenaar heeft het gekocht om in de 60 cm brede vensterbank te kunnen zitten en uren naar de Waal te zitten kijken.
Het blijft spannend jouw verhaal. Sjonnie, we zeiden het wel zo, maar we schreven dat toch niet? Benieuwd naar het vervolg.
Ik was daar ook.
Een vriendin uit het koffiehuis van mevrouw Swart had mij mee gevraagd.
Zij rookte de hele nacht door shagjes van me, maar deed daar nog iets door wat ik maar vond stinken. Toen Cat Stevens ‘Morning has broken’ zong herkende zij mij oprecht niet meer.
Een mooi beeldend verhaal uit jou verleden, zitten we nu al in je boek?
Die cliffhangers ken ik van TV… nu moeten wij zeker tot morgen wachten om te horen of John thuis was? Op TV krijg je daarna dan nog een preview van de volgende aflevering… Kun je niet alvast verklappen of er werd open gedaan dan? (Of het dan John zelf, zijn vriendin of zijn dochter was kun je dan nog even in het midden laten).
Hij was vast wel thuis, anders had je je blog morgen moeten beginnen met de teleurstellende mededeling dat jullie daar voor een gesloten deur stonden…
Aan de andere kant… John is niet vaak thuis, zeker niet als het mooi weer is (en dat was het, gezien jullie witte gezichten). John zit dan op een terrasje (voorheen Vitters) en drinkt een chocomel (voorheen biertje), of hij is ergens in een studio bezig partituren door te nemen met een bekende orkestleider.
Als ik niet tot morgen wil wachten kan ik John bellen natuurlijk en het hem vragen… ik heb zijn nummer… Maar dan krijg ik een derde versie te horen van jullie ontmoeting…
Best wel moeilijk dit, Anne…
Ha Nico, toevallig zie ik je binnenzeilen, en joh, je moet nog 2 nachtjes slapen, want morgen komt Arnold met zijn versie, zeilt ook net binnen, en die liegt er niet om. Hij komt steeds meer op dreef, zo komen al mijn leugens nog aan het licht…. of die van hem natuurlijk –
Ja, bel John! En maken jullie daar dan ook een duoblog van? John met muziek eronder!