Er zijn vele wegen tussen Hoorn en Alkmaar, maar inhalen kun je er niet. De binnenweggetjes kronkelen alle kanten op tussen de sloten en de grote wegen gaan niet breder dan tweebaans met een vette streep ertussen. Inhalen kun je vergeten. En dat kan ergerniswekkend zijn achter een tractor. Soms heb je geluk en speelt zich een stomme film voor je af.
Voor me rijdt een blauwe Renault 5. De man zit breeduit achter het stuur en kijkt achterom over zijn schouder. Niet eenmaal, maar voortdurend. De vrouw zit achterstevoren naast de man. Dat roept vraagtekens op. Hebben de twee achtervolgingswaan? Hebben ze daar reden toe? Of ben ik het aankijken waard in mijn Wolf in Schaapskleren, mijn blauwe fourwheeldrive? Ik zou hen via de berm kunnen inhalen zonder slipgevaar. Dat doe ik niet. Ik zwaai. Zij kijkt over de neksteun, zwaait niet terug. Blind of chagrijnig. Kijk. Ze hijst zichzelf over de neksteun richting achterbank, ruggelings tegen het dak. Bukt zij voor een appel of een geweer? Ik minder vaart ter vergroting van mijn veiligheid. Zij tilt iets van de achterbank, een mand met handvat bovenop. Een kattenmand? Vol kat en gejammer? Ik geef gas.
Zij probeert de mand over haar stoel te tillen, maar die verdomd hoge neksteun zit in de weg. Zijn rechterhand laat het stuur los. Hun auto maakt een slinger. De mand zit klem tussen de voorstoelen. Haar profiel vertoont een open- en dichtklappende mond. Helaas zonder ondertiteling. Het laat zich raden.
‘Kijk nou wat je doet!’
‘Houd jij je aandacht nou maar bij het stuur.’
Zij duwt mand met inhoud nijdig terug op de achterbank, en gaat rechtop zitten. Het is meteen duidelijk waarom de neksteun zo hoog is. Zijn profiel vertoont nu een open- en dichtklappende mond. Zo krachtig priemt zijn markante kin daarbij voorwaarts, dat je als achterligger meteen ziet dat dit niet gaat over de rust die uitgaat van de groene weiden aan weerszijden. Zij draait zich wederom naar de achterbank, waar het miauwen zijn weerga niet kent.
Poef! Een zwarte streep schiet tussen de stoelen recht naar voren, tegen de voorruit aan. Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Schoot, ruit, dashboard, schouder, raam rechts, links, nog even en hij neemt het stuur over. De auto slingert. Zij pakt de kat. Kat is vlugger en speert over de neksteun naar de acherruit. Daar blijft hij liggen op de hoedenplank als een hijgend hert.
Zij tilt de mand-zonder-kat op. Steekt haar neus door het deurtje pal voor het overbodigste stoplicht van Noord Holland, afslag Zuid Beemster. Dat licht staat altijd op rood voor het geval iemand de Zuid Beemster verlaat, wat nog nooit het geval was.
Hij remt. Ik rem. De hele sleep achter ons remt. Een heel remspoor. We staan stil. Wachtend op groen licht.
Hij hijst zich nu over zijn neksteun en grijpt de zwarte kat in zijn nekvel. Het beest hangt erbij als een verlepte dweil. Zij trekt een krant uit de mand, opent haar portier en legt de krant in de berm. Hij propt de kat in de mand en zet hem terug op de achterbank. Groen licht. Daar gaan we, rakelings langs de krant. Er ligt een bolus op, een olifant waardig.
In de R5 is de rust weergekeerd. Hij zit breed achter het stuur. Zij lang ernaast. Van de kat niks geen last meer.
Bolus eruit en kat in ‘t bakkie.
3 reacties
Mooi verhaal, wel een gevaarlijke situatie, waarom zijn ze niet even gestopt?
Ze wisten vast dat jij er een spannend verhaal over ging schrijven.
Ha Minke, ja, wie weet! Herkenden ze me, hadden die bolus al klaarliggen en lezen NU dit Blog en reageren onder ons. Met foto van zwarte speelgoedpoes aan trekkoord en nog drie van die plastic bolussen -Vinden wij leuk he Minke!
Ja Anne dat vinden wij heel leuk!