Auteur & kunstenaar

Griekse tragiek

Doe het licht maar uit, steek een kaars aan en ga terug naar het begin der tijden toen goden en godinnen woonden op de Olympus en alles geschapen werd.

 

In het begin deden de goden niets dan vechten overal op de wereld. Er kwam geen eind aan. Het was de aarde aan te zien, woest en ledig tolde zij rond haar as.
Zeus, de koning der goden vond het tijd daar wat aan te doen. Hij riep twee creatieve goden bij zich, de gebroeders Prometheus and Epimetheus, Pro keek vooruit, Epi achteraf. Dat had gevolgen die Zeus niet voorzag.
Zeus zei: ‘Aan jullie de taak van de Olympus af te dalen naar de woeste gronden. Vindt daar een modderriviertje, schep schepsels uit de klei en geef ze een extraatje van mij erbij.’
Hij gaf ze een zak met talenten om te verdelen over de aardse schepselen.

De twee gebroeders zakten af naar de aarde. Daar vonden ze een rivier met de beste klei en staken de handen uit de mouwen in de modder. Epimetheus ging zonder bedenken aan de gang en al gauw trok hij de wonderlijkste dieren uit de klei – de een was dun, de ander dik, de een was klein, de ander groot, sommige kregen veren, andere schubben, er waren er met lange nekken en andere met grote bekken.

Prometheus zag een schepsel voor zich naar het evenbeeld van de goden. Om dat uit de klei te halen werkte hij traag en behoedzaam. Epimetheus was snel klaar met zijn beestachtige schepsels en begon aan de zak vol goddelijke gaven van Zeus. Het ene dier kreeg de gave van snelheid, het andere dier van vliegen, hij deelde kieuwen uit en vinnen en dikke jassen voor de winter. De zak was leeg voor Prometheus klaar was. Een onvoorziene strop. Prometheus voelde zich vreselijk. Zijn mens die het beste had moeten worden, was het slechtste af. Hij zou het afleggen tegen de dieren op alle terreinen, alle gaven waren vergeven. Het ergste was dat zijn schepsels naakt waren. Ze hadden nauwelijks haar, ze zouden bevriezen van kou.

Prometheus ging terug naar Zeus en vroeg of hij het heilige godenvuur mocht geven aan zijn bibberende mensen. Dat vond Zeus niet goed. Met reden. ‘Als mensen vuur krijgen, worden ze te machtig.’

Prometheus kon het niet aanzien dat zijn mensen in de kou gelaten werden, verstoken van vuur dat lekker knapperde op de Olympus. Hij besloot het te stelen, al zou hij zelf eeuwig branden in het hellevuur als Zeus het ontdekte. Hij ging de berg op en wachtte tot de goden sliepen. Hij nam een vonk van het vuur. Die deed hij in een holle rietstengel die niet in brand vloog en hij liep ermee weg alsof het een wandelstok was.

De mensen waren blij. Ze konden zich warmen aan het vuur en als de zon onder was, konden ze licht maken. Ze konden gereedschap smeden en ze konden barbecuen.

Zeus was woest toen hij de vuren op aarde zag branden, woest op Prometheus en woest op het gepeupel beneden. Ze begonnen te lijken op kleine versies van de goden. Dit kon niet door zijn beugel.
Om Prometheus te straffen ketende Zeus hem aan een rots in de Kaukasus, heel ver, heel lang. Om zijn wraak nog meer te zoeten, zond hij dagelijks een arend om zijn lever te pikken en liet het opgegeten pijnlijke leverrestant elke nacht aangroeien, een onmetelijke straf, maar dat is een verhaal voor een andere keer.

Toen Prometheus was weggewerkt, richtte Zeus zijn aandacht op de mensen. Die leefden erop los als happy hippies in het paradijs. Dat kon ook niet door zijn beugel. De mensen moesten gestraft worden, en flink.

Nu was Epimetheus intussen tussen de schepselen van zijn broer gaan leven, mannen stuk voor stuk, vrouwen had Prometheus niet geschapen. Zeus zag zijn kans. Hij schiep uit smeuiige klei een prachtige jonge vrouw met alles erop en eraan, vandaar dat ze Pandora genoemd werd, want Pan betekent alles. Hij bracht Pandora naar Epimetheus.
Epimetheus was helemaal high, het leven was te gek. Het liefdespaar was volmaakt gelukkig. Voor zolang het duurde. Zeus voorzag dat Pandora, de volmaakte vrouw, zich snel genoeg stierlijk zou vervelen met een leven waarin alles perfect was. Zo had hij haar gekleid.

De volgende keer dat Epimetheus op de Olympus kwam, gaf Zeus hem een kadootje, niet voor hemzelf maar voor zijn vrouw. Een prachtige doos. Vrouwen zijn gek op dozen. Wie  niet. 
‘Geef dit aan Pandora, met mijn liefde,’ zei Zeus, ‘ maar zeg er wel bij dat ze onder geen voorwaarde de doos mag openen.’

Pandora was wild van de doos en beloofde Epimetheus de deksel never nooit te openen. Dat was ze ook echt niet van plan. Maar. Op een dag ging Epimetheus de hort op met de mannen en liet Pandora alleen thuis met de doos. Nu hij weg was, stond de doos des te verleidelijker te lonken. Zonder slot.
Pandora opende de doos der dozen.
Het moment dat ze dat deed…, openbaarde de wraak van Zeus zich. Alle ellende vloog de doos uit – de plagen, de pokken, de pijn en de armoede, de angst en de haat, jaloezie en verdriet, om van kwalen en ziekten te zwijgen.
Pandora schrok.
In hoogste nood vinden vrouwen vreemde kracht om het tij te keren. Het begon ermee dat Pandora de deksel sloot. Dat was te laat. De ellende was er al uit en spoedde naar de vier hoeken van de aarde. Er was niets dat het tij kon keren, niemand die de ellende de doos ooit weer in kon krijgen. Daar zat Pandora op een lege doos, de heupen breed als een barende vrouw. En toen geschiedde het.
Ze hoorde een vreemd gefluister en gekras in de doos. Een stem die smeekte ‘laat me eruit!’
De smeekbede raakte haar hart, haar handen, haar heupen en haar hoofd. Ze luisterde naar de onbestemde fluisterstem die haar alle ellende op de vermaledijde wereld deed vergeten. Ze opende de doos. En daar was het, het allerlaatste, de hoop…

Deel dit bericht:

Eva Terra Incognita

Eva Terra Incognita
Te bestellen bij de boekhandel

Sophie - Genius Loci

Sophie - Genius Loci
Te bestellen bij de boekhandel

7 reacties

  1. ik hou van deze verhalen….dank ervoor..tja en wie geeft nu een doos in nooit openmaken aan een vrouw…lol….naar DE HOOP bleef bewaard..mooooooooii

  2. Oh lieve Anne, wat heb ik van dit verhaal genoten. Ook heel toepasselijk voor mij persoonlijk. Ik wist het verhaal ongeveer, maar nu wordt me veel duidelijk. Ondertussen ben ik er ook achter dat Panta Rhei Grieks is. Geen Latijn dus. Ik heb toch wel veel verhalen gehoord, ook al zat ik niet op het Gymnasium.

    Je bent wonderlijk met jouw verrassende verhalen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *