Iets of iemand sluipt door het huis. Man is het niet. Man sluipt niet. Man is niet geboren als shaolin in een tempel, als man ergens loopt, kraakt het hele bos. Deze kraak is zacht, bijna subtiel, maar zeer aanwezig. Ik probeer het geluid te lokaliseren. Hoor mijn eigen ademhaling in mijn hoofd. Stop met ademen.
Geen kraak te horen. Net als ik lucht wil happen, kraakt het. De trap? De vloer? De vliering? Dit hele Duitse hok is van hout. Volslagen duisternis is vol kraak. Ongedeeld. Niet hier, niet daar, overal. Het spreekwoord klopt.
Ik zie geen hand voor ogen. Haal hem snel binnenboord onder het dekbed. Voor de bek van het duister toehapt.
Ik hoor Man. Zo gewend ben ik aan zijn adem, dat ik hem niet hoorde. Man ademt als een locomotief op een rangeerstation waar nooit iets gebeurt. Zo is Man. Of hij nou op de wc zit of op het dak, of hij slaapt of voor een zaal vol losgeslagen studenten staat.
Ik kan Man wakker porren. Man is een goede man, niet gauw kwaad. Maar. Als Man gewekt wordt uit zijn remslaap komt er geluid uit of hij met een achtbaan van de Maan komt. Dat hoort het hele dorp, dat hoort zo’n insluiper. Dan raakt die in paniek. En dan. Dan…
Soms is het beter je dood te houden. Dat zo’n insluiper zijn gang gaat en verdwijnt als hij klaar is.
Ik ben nu zo wakker, dat ik mijzelf zie liggen in het enorme bed dat nog van Frau Holz is geweest en dat bij de koop inbegrepen was, een bed dat staat in een slaapkamer in een huisje in het donker op een afgelegen berg ver weg van buren, politie, brandweer, ziekenhuis en en en… Slik.
Het gaat hier niet om een dief. Want.
Punt 1 valt hier niets te halen. Punt uit.
Daarbij punt 2. Een dief is niet dom. Een dief zoekt zijn moment. Een dief weet dat wij er zijn.
Als echte Hollanders hebben wij de hele kerstvakantie de lichtslangen aan de dakgoot aan. Op alle omliggende bergen is te zien dat wij er zijn. Een dief komt als wij er niet zijn. Trouwens, wat moet zo’n dief met de antieke hoekbank van Vrouw Holz, haar antieke kopjes en schoteltjes. Hij kan beter morgen komen. Dan zijn wij weg. Oef.
Man heeft de lichtslangen al weggehaald voor vertrek. Dan hoeft hij dat morgenvroeg niet te doen. Kraak.
De insluiper! Was hij een moment tot gedachte verheven, nu staat hij in levende lijve onzichtbaar te wezen.
Achter de deur. Aan de gangkant, of aan deze kant. Ik hoor hem nu heel duidelijk sluipen. Onhoorbaar als je het niet weet. Volleerd. Een meestersluiper. Een shaolin in de tempel.
Dat kan alleen een dier… Een iltis zoals ze die hier noemen. Een marter. Een vos. Ze sluipen rond het huis en springen ‘s nachts vaak op het dak.
Ik ben niet bang voor wilde dieren.
In het wild.
Een wild dier is banger voor mij dan ik voor hem. De les van mijn vader. Met hem sloop ik over de veldwegen, hij de lasso van onzichtbaar garen in de hand om hagedissen te vangen, hij ving ze, draaide ze om voor het rode buikje. Mannetjes hebben dat op zijn tijd. Om te dreigen of te lokken. En dan liet hij ze weer gaan. Zo zijn biologen. KVP. Kijken, Voelen, Pleiten. Of nee, zo zijn mensen op de markt.
Zonder vader ben ik door heel wat slangenvelden gelopen, stampend met de voeten, vertrouwend dat een adder dat op mijlen voelt en weg was voor ik er was. Ten overvloede handen in de zakken want adders bijten het liefst in bewegende handen. Kraak.
In de neerdalende doodse stilte zakken gedachten onder de grond en staan mijn haren recht overeind.
Tijd voor de nooduitgang. Man. Ik por voorzichtig in zijn zij.
‘Huh, wa’, buh…’
Man komt via achtbaan van de maan.
Bonk.
Iets komt neer. Niet man. Die ligt al. Het dier. Met gewicht. Geen vleermuis. Geen uil. Geen marter. Geen iltisj.
‘Kees! Hoorde je dat?’
‘Wat?’
‘Die bonk.’
‘Ik hoor niets.’
‘Ik wel. En ik hoor ook kraken in huis. Op de trap of de gang. Er sluipt hier iets rond.’
‘Ik hoor niks.’
‘Luister dan!’
Minstens een minuut, het kunnen er ook vijf zijn, of zes, tijd valt weg in duisternis…
‘Ik hoor niets. Zeker een spook. Rustig laten spoken. Ik moet morgen rijden.’
Hij is alweer in slaap gevallen. Met de glimlach der onschuld. Dwars door het donker zie ik het. Groen als gras. Zo is Man.
12 reacties
bliksem, ik blijf het volgen, met plezier.
Fijn Ton, dan ga ik door, al was het alleen voor jou – en mezelf natuurlijk, want dit moet ik echt wel even kwijt van begin tot eind en daartussen.
Maak me gek. Ik zit met ingehouden adem te lezen en kan niet wachten tot morgen.
Ja, je weet de spanning weer lekker op te bouwen, Anne!
Ja, en dat met éen arm. Laat me vast raden, het was een kleimol. Nog steeds spannend.
Geweldige man ! Heerlijk om te lezen, Anne !
dat donker van jou prikt in de ogen en maakt alles nog spannender.Je kunt het na vertellen,dat blijkt maar ik ben roerig benieuwd.
eh …
vol spanning zit ik te bedenken wat het nu kan zijn ….
Nagels hebben het zwaar te verduren, Overal liggen bescheurde stukjes van papieren zakdoek. Ik ben maar overgegaan naar katoenen zakdoeken die nat-bezweet naast me liggen
en tracht mijn hartslag nu te laten zakken tot normaal
Kalmte opbouwen voor mijn nacht … nu ik dit al heb gelezen
🙂
Vreemd verschijnsel wederomr bij mannen….
De tweede wereldoorlog brak uit en mijn moeder zei “Jan, Jan, hoor je dat: vliegtuigen’
‘Ach, zei mij vader dat is onweer, ga maar weer slapen’
moet zijn: wederom….
spannend en nu begrijp ik dat morgen de ontknoping pas komt?
Marije, was dat maar waar….
trouwens, dit is pas nummertje 2, nog heel wat te gaan… 😉