Gisteren vermeldde ik terloops hoe ik vorige week zondag door mijn hoeven zakte, waardoor ik in een klap dement, bejaard, hulpbehoevend en een wrak was op het lang beloofde familiefeest. We gedenken de verjaardag van mijn schoonmoeder elk jaar, op zich al bijzonder, de hele familie van Kees bij elkaar en zij betaalt nog steeds de hapjes en de drankjes, haar ultieme wens.
Uit voorzorg hoef ik niet te koken, dat doen twee schoonzusjes die zich totaal ingeleefd hebben in mijn schrijversbestaan, gevuld met uitgevers, boekhandelaren, lezers, podia en deadlines. In de overvloed aan voorbereidingstijd ga ik wat anders verzinnen ter opleuking van het tuinfeest en zie ineens door de bomen het bos niet, maar een jungle. Dus ga ik snoeien met een te klein snoeischaartje. Geen beginnen aan, maar als je begonnen bent en je inwendige diesel is opgestart, ga je door tot je erbij neervalt, en dat is zondagmiddag rond 3 uur als de bel gaat voor de eerste gast en ik gauw andere schoenen dan kleibonken aan wil trekken. Lenig als ik mezelf waan sinds mijn arm min of meer terug in het gelid zit, zwaai ik tegelijkertijd naar rechts en beneden uit en Krak! Daar lig ik in de kledingkast en kan er niet uit.
Voor Kees doorheeft dat zijn lief hem van zijn worstenbraderij roept…
Ditmaal ben ik zo slim meteen de volgende dag onder invloed van de nodige pijnstillers naar Gerben, mijn osteopaat van de linkerarm, te kruipen. En dat is goed, want wat ik met mijn arm niet merkte, krijg ik met geknakte rug dubbel door. Die man heeft zijn praktijkruimte op een belachelijk punt: twee trappen op. Ik moet me aan de spijlen omhoog hijsen, wat wel weer een goede oprekoefening schijnt te zijn.
Afijn, Gerben onderzoekt me weer tot op het bot. Trekken, duwen, dat is hem toevertrouwd, en zelf moet je ook dingen doen die je niet kunt. Maar de trap kom ik af. Met strikte instructies, als ik die nauwgezet opvolg ben ik er binnen twee weken vanaf, anders duurt het anderhalf jaar, zoals de keer dat mijn rug dezelfde knak maakte bij het tillen en draaien van mijn moeder.
‘Ja Baas.’
Het oefenschema komt neer op bewegen, liefst dag en nacht door. Het moet wel harmonisch en diagonaal en evenwijdig en evenwichtig en niet zomaar iets oppakken. Daarbij elke dag voorspelbare bewegingen zoals fietsen en lopen, voorafgegaan en gevolgd door de serie oefeningen. Dat doe ik zo braaf als een lam. Als ze mij dat goed voordoen. Uitleggen heeft geen zin, woorden kan ik niet omzetten naar mijn lichaam. Wat dat betreft is Gerben DE man voor mij op het gebied van mijn skelet. Sinds hem voel ik hoe ik in mekaar zit, heupbotten, gewrichten, schouderbladen, nekwervels – hij staat er versteld van dat ik dat voel – nou dan heeft hij zijn eigen handen nog nooit om zijn eigen botten gehad.
Deze achtergrond is de verzachtende omstandigheid van de visie van de conductrice op haar passagier. Hulpbehoevend.
We zijn nu terug in de trein. Helaas heeft de conductrice de les uitchecken nog niet gehad, dus daar sta ik alleen voor. En daar heb je in Alkmaar hulp bij nodig, want in dit ene opzicht loopt Alkmaar achter bij Hoorn. Wij hebben poortjes met uitcheck palen die je automatisch door moet en dan herinnert de dromerigste passagier zich dat hij hier iets moet. De mensen voor en achter je doen het ook, en voorbeeld doet volgen.
Nou, daar hebben ze in heel Almaar nog nooit bij stilgestaan of geen geld voor over. Ze verdienen liever aan die nepperd van een Kaasmarkt. Maar een uitcheckpaal op het perron, ho maar, en ook niet bij de ingang dan wel uitgang.
Tegen de tijd dat ik het station achter me heb, oog in oog met de straat, kijk ik uit naar mijn vriendin. Zij is bij tijden en wijlen zo helderziend als een glazen bol en kan zomaar onverwacht ergens staan met haar knalrode auto. Ze staat er niet, want ik moet lopen van Gerben en dat weet mijn vriendin dan feilloos, dus ik loop. Tas schuin over de schouder ter verdeling van het gewicht, want ik ben zo’n oen dat ik een kilo rauwe chocolade van de hippies mee tors voor mijn vriendin, want die weet wat je met zo’n product aanmoet.
Na de oase van mijn vriendin, brengt ze me wel met haar knalrode auto naar het station omdat ik nu wel genoeg bewogen heb, vermoedelijk omdat ze mijn blinde vlek voor palen kent want ze loopt mee om het apparaat op te sporen tussen maar liefst vijf hangagenten. Je ziet zo’n paal niet tussen vijf zwarte broeken, tien benen. Zij wijst en ik wring me ertussen en check in. Staat in het scherm dat ik uitgecheckt ben, terwijl ik erin moet. Na vijf pogingen die almaar driester worden, weerklinkt vijfstemmig, in bas, bariton en tenor, dat je minimaal 5 minuten moet wachten om weer in te kunnen checken. Kennelijk oefenen ze hier een canon voor de politiedag.
Morgen de langverwachte vriendinnendag.
wordt vervolgd …
Hier kun je lezen hoe mijn eerste bezoek aan een osteopaat ging:
https://annevellinga.nl/2013/06/11/osteopaat/
14 reacties
Hahahaahahhahaha sorry dat ik lach na dit vervelende ongeval met je rug maar je verteld t zo smakelijk dat ik niet anders kan dan lachen. Wacht met spanning op t vervolg.
Liefs Simone xxxx
je maakt me blij Simone, liefs!
Het blijft lachen: hangagenten !! Ik kijk uit naar het vervolg. Warme groet !!
graag tot morgen Mieke!
Fijn he, die chipkaart :-)?
ja joh, pfffffffff, daar kun jij van mee praten, Johan…. 😉
je bent zo volgbaar in je doen en laten hahaha en ik geniet ervan;)
dat zeg je leuk Willem, dank je wel
Je verteld het mooi, maar zo gaat het echt, en niet alleen bij jou 😉
!
dank Dani
Al kan je er eeens mee lachen, een ongeluk komt nooit alleen
Ha Edgard, klopt, voor je het weet zit je in je eigen kettingbotsing…. 😉
ha ha, dat zou ik kunnen zijn, door mijn man wordt ik altijd aan uitchecken herinnerd, maar als ik ooit alleen reis…
Met de auto is toch makkelijker…
ik geef je de hand Dani, en dan gaan we samen…. 😉