Klokke 8.30 lopen Aal en ik onze dag in. Geen idee of er wind staat, of het mist of wolkig is. Het is een van de vele dagen dat we lopen in het spoor van de dood, de adem van het leven, want dat is wat we doen in Waterland, de biotoop van mijn vader. Twee jaar daarvoor is hij overleden. Bij ons weten is hij nooit in Waterland geweest, toch is het zijn biotoop, de biotoop van uiterwaarden langs de Waal, dezelfde grassen en kruiden, dezelfde hobbels en kuilen, dezelfde wormen, emelten, vliegjes en torren, dezelfde broedplaats van weidevogels. Elke dag ging hij daarheen om vogels te zien en te tellen, elke week beleven wij zijn biotoop. In het broedseizoen worden wij aangevallen door de koningin der weidevogels, de grutto. Menigmaal raakt zo’n puntige snavel onze schedel net niet.
Grutto’s zijn dappere vogels. Grutto’s zijn magisch.
Ze tillen hem boven de mist der vergetelheid…
Ik geloof niet dat deze dag er één van grutto’s is, deze dag die me plots voor de geest staat, de dag dat Aal mij perspectief leert zien.
‘Zie je die boompjes in de verte?’
‘Die zie ik elke week.’
‘Valt jou niet op hoe klein ze zijn?’
‘Was dat vorige week niet dan?’
Aal blijft abrupt staan in haar bokken houding.
‘Je ziet toch wel dat die boom naast de boerderij veel groter is!’
‘En de boerderij is ook erg groot.’
‘Je moet naar de bomen kijken.’
‘Hoezo?’
Dat woord komt van mijn broer en komt altijd van pas. Zo rap als hij van tong en denken is, staat hij soms met de mond vol tanden en zet ‘hoezo’ ertussen.
‘Is je zakgeld nu al op?’
‘Hoezo?’
‘Moet jij geen huiswerk maken?’
‘Hoezo?’
‘Weet je wel dat het al 11 uur is?’
‘Hoezo?’
‘Meet die boom nou eens af tussen je duim en je wijsvinger.’
Ik kijk haar kunst af, één oog dicht, duim en wijsvinger ervoor, boom ertussen. Eerst die naast de boerderij, dan die in de verte. Een ingewikkeld verhaal voor een simpel gebaar.
‘Nou?!’
‘Die in de verte is veel kleiner.’
‘Dat zeg je goed. Hij lijkt niet kleiner, hij IS kleiner.’
Ze kijkt me aan met de blik van Zij-Die-Weet, de blik die hemel en aarde bewegen kan, de blik die mijn broertje aan de spinazie bracht, de blik die volgde op haar verhaal over de zeerovers en Popoye de Sailorman die aan hen was overgeleverd, snel een paar blikken spinazie achterover sloeg en daarop de zeerovers versloeg. Na dit verhaal en onder deze blik was er geen ontkomen meer aan, eten die spinazie, daar kon geen ‘hoezo’ tegenop.
Aal wacht.
Ze weet dat ik weet dat die boompjes daarginder niet echt kleiner zijn. Dat het gewone bomen zijn van heel normaal boomformaat. Ze wacht of ik het waag wat te zeggen.
In de magische ruimte van doodgewone woorden die toverwerelden vatten, is zwijgen het enige.
Ik zwijg. Zij zwijgt. Zij staat stil. Ik sta stil.
De krachtmeting van veldheren. Tovenaars. Moeders en dochters.
We zwijgen.
Dan schieten we onbedaarlijk in de lach.
Tegelijkertijd.
‘Zo leerde mijn vader mij kijken. Dan gingen we op de motor het Groninger land in met een schildersezel en verf en kwasten. Hij zocht een geschikte plek, altijd een boerderij in de verte, wat koeien en een hek. Dat werk kon hij goed verkopen, want geheid kwam zo’n boer kijken wat die kunstschilder aan het verven was, en dan stond zijn boerderij er zo mooi op en ook zijn koeien of het liefst nog zijn paard, Pa was gek van paarden. Dan kwam zo’n boer kiek’n en wou dat schilderie wel hebb’n. Dat kon ja. En dan had mien Pa weer geld verdiend.’
Hoe dichter het verhaal mijn moeders hart raakt, hoe meer woorden uit haar moedertaal.
‘Maar wat zei Pa dan?’
‘O ja. We gingen allebei aan het schilderen, Pa achter de ezel en ik op mijn knieën. Pa zei dat ik moest schilderen wat ik zag, maar ik zag zoveel en mijn karton was zo klein. Pa zei dat alles erop paste. Na een tijdje keek Pa wat ik schilderde. Ik was met de achterste bomen begonnen en die bedekten mijn hele karton. Pa zei dat het goed was om te werken van achteren naar voren en ik was toch zo trots. Maar toen zei hij dat ik de bomen veel te groot had geschilderd voor het karton dat ik had. Je moet omgaan met de ruimte die je hebt, zei Pa. Ik zei dat die bomen nog veel groter waren dan mijn karton. Toen zei Pa dat die bomen tussen zijn vingers pasten. Dat geloofde ik niet en toen liet hij het zien. Sindsdien zie ik perspectief.’
20 reacties
Práchtig!
🙂 Annette 🙂
Weer héél graag gelezen!!
fijn Marleen 🙂 dank
Vanuit je hart geschreven, dat voel je terwijl je leest. Mooi!
dat is het fijne Ellie, dan ben ik even terug in de tijd 😉
Ik voel ‘n dubbele betekenis in het woordje PERSPECTIEF, ik heb genietend gelezen en het filmpje draaide in mijn hoofd, heerlijk
xxx
ik vond het oook al zo apart dat ik nou juist dit beeld voor ogen kreeg, Dimph!
Perspectief… dat dichtbij groter is dan veraf…
ja……..niet tastbaar , wel voel-en uitzichtbaar aanwezig.Misschien wel intenser dan dichtbij
Geweldig !
YES Mieke! 🙂
met plezier gelezen…beeldend 😉
en ik heb het met plezier geschreven Willem…
Had ik maar zo’n pa en ma gehad, heb nog steeds geen kijk op perspectief.
Wat heerlijk, Anne dat je verhalenstroom op gang komt. Zo zie je levens in perspectief. Liefs….
Fij hè Athy… 🙂
Wat een heerlijk verhaal! Zo loop je met je moeder in de voetsporen van je overleden vader. Prachtig <3
Ik leerde over perspectief door met een potlood de afstanden te meten. Niet van mijn vader, maar van de tekenleraar op school.
Sindsdien zie ik die bomen net als jullie; de perceptie van het perspectief herken ik volledig 🙂
En je Grunniger opa, dat was een wies man ja!
Jij kent Gronings! Leukleuk 🙂
Mooie leerschool had je daar en later de herinneringen van Ma en Pa die de stimulans waren voor je verdere leven.
Ja, apart hè Edgard, hoe iets de generaties door kan gaan… vorral als het fijne dingen zijn 😉
Ik had deze even over het hoofd gezien (klein boompje), maar heb het alsnog met een dikke grijns gelezen! 🙂