Je merkt pas dat je aan het veranderen bent, als je oog op een mier valt. Het is een mier die dubbel zo lang is en met die lengte probeert hij op zodanig vreemde wijze de trap af te komen, dat het werkelijk opvallend is. Daarbij is het een buitentrap die gerecycled is van de zandstenen traptreden van een eeuwenoude kerk die het loodje legde, maar de treden zijn er nog, bij ons op de berg. Daar probeert die lange mier vanaf te komen, waarbij hij het voorste compartiment in de lucht hangt en het achterste houvast zoekt.
Dit is omgekeerd aan mijn verwachting. Als je van verwachtingen en de eraan gekoppelde teleurstellingen af wilt komen, moet je de berg op, want aan verwachtingen heb je helemaal niets op een berg, je komt er bedrogen mee uit.
Het voorste stuk is een dode mier, het achterstuk een levende. Het moment dat ik dit met eigen ogen zie, ben ik hooked aan de levende mier. Ik volg zijn gang op de voet, waarbij de mier voorwaarts en ik achterwaarts ga in een tempo waarbij een slak een Porsche is, met als bijkomend gevolg dat mijn totale bewustzijn achterwaarts gaat, waarbij ik uitkom op mijn derde levensjaar toen ik voor het eerst een slak zag en het ronde bolletje op zijn steeltje even wilde voelen, waarop het hele steeltje verdween.
De mier weet de drie oude kerktreden af te dalen, waarbij elke hoek van 90 graden omlaag hetzelfde probleem plus oplossing oplevert van zweven en zoeken en vinden en gaan. Vervolgens komt de bijna onoverbrugbare kloof naar het houten vlonder, het vlonder zelf, tien meter lang en almaar moet mier de spleten over tussen de planken, waarbij hij het lijkje almaar vast en voorwaarts blijft houden met beide voorpootjes en de middelste pootjes in het luchtledige houvast zoeken en de achterpootjes het houvast hebben. Goed dat mieren zes pootjes hebben en spinnen acht, die moeten ermee rond komen.
Het wonderlijke is dat mijn nieuwsgierigheid ter plekke almaar meer geprikkeld raakt waar mier met mier heengaat en wat hij ermee gaat doen. Opeten, begraven, gebruiken als bouwmateriaal of is het een hapje voor moeder de vrouw of de mierenkoningin?
Mier is een hele grote mier en zo nu en dan wordt grote mier tegemoetgekomen of gepasseerd door kleine miertjes, maar dat schijnt een andere wereldbevolking te zijn waar geen contacten mee onderhouden worden. Maar dan, daar waar plankier stopt en de prachtige granietkeitjes beginnen en waartussen zich een volgende kloof bevindt, komen ineens twee, drie, nee, vier grote mieren van alle kanten. En dan gebeurt er toch zo iets raars in mij. Mijn hoofd en mijn hart reageren precies tegelijk. In mijn hoofd komt de gedachte op dat er hulptroepen aankomen die het lijkje mee gaan dragen en precies tegelijkertijd voel ik toch zo’n ontroering. Ik voel me De Kleine Prinses van Antoine.
En dan blijkt het een en al vooringenomenheid te zijn. De grote mieren lopen links en rechts voorbij zonder te groeten zelfs. Ontluisterend gewoon. Dat is de natuur en die is zoals die is en ik heb het maar te aanvaarden. Mijn liefde en respect voor Mier groeit alleen maar. Zoals Mier de kloof oversteekt! Helemaal alleen. Op eigen kracht. Dat lijkje dapper voor zich uit torsend met die miezer pootjes van hem, van links naar rechts of er dan niet ergens houvast is. Ga dan toch een stukje naar rechts! Daar is de kloof smaller! En laat hij dat nou doen. En dan lukt het. En steekt hij over.
Gaat Mier over de mosrandjes tussen de stenen of over de stenen, waarbij steeds een mospaadje overgestoken moet worden? Dat is de vraag, want het antwoord weet je pas als je het ziet. Hij neemt de stenen en steekt de mospaadjes over. Dit lijkt met mensenogen moeilijker, maar Mier weet instinctief dat dit de aangewezen weg is. Deze weg voert naar de plantenborder die in tegenstelling tot de border op het platte land niet omhoog beklommen moet worden, maar omlaag, omdat het dus op een berg is. Mier daalt in de hoek van de border omlaag onder het gebladerte en weg is hij.
Het moment dat Mier uit mijn oog verdwijnt, is mijn nieuwsgierigheid over. Heel eigenaardig dat ik geen behoefte voel onder het gebladerte te kijken en hem te volgen tot in de grond.
Ik daal wel af, maar dan in mezelf.
Ik herinner me hoe ik me voelde toen ik drie was, toen de tijd eeuwig duurde en alles nieuw was, toen torren toverachtig glansden, slakken zich verborgen in gekleurde wentelhuisjes op hun rug, sneeuwvlokken vielen als witte dons uit de oneindigheid, rook verdween in het luchtledige en ik het liefste altijd buiten was… en dan ineens is het geen herinnering meer, maar een ervaring.
13 reacties
Lieve Anne,
Je weet hoe gefascineert ik altijd mieren bestudeerde en ik weet nu waarom je het zo leuk vond toen ik het er over had. Jij doet het ook. Mijn dochter ook. Ik vind het eigenlijk vreemd als iemand het niet doet. Inderdaad, de natuur is zoals die is. En nu ben ik een beetje verliefd. Mijn dochter heeft een veulen gekocht. Een vuilnisbakkenras. En zij is zo prachtig. Ik was meteen weg van haar. Ze heet Lola. Vijf jaar gelden of zo was ik nog bang voor paarden.
en laat bij mij nu de volgorde precies omgekeerd zijn, ik ben eerst verliefd geworden op paarden en nu op mieren 🙂
superieur dat je dochter een veulen heeft, heeft ze ook een wei of een stal? fijn dat je angst voor paarden veranderd is in liefde en toevallig dat ik dat lees onder dit blog over veranderen – groetjes!
Het kleine groots beschreven Anne!
TOP!
dankjewel Annette
Een pracht verhaal over een nietig diertje dat vlijtig alles doet voor d groep, een beestje dat door menigeen eenvoudig zou worden geplet onder de schoenzool en achteloos vergeten, terwijl we er beter iets van konden leren, vooral zij die elkaar uitmoorden.
wijze woorden Edgard, dankjewel.
Wat fijn: die herinnering toen je drie was. Alles was toen nog mogelijk in je beleving. Heel mooi Anne!
Mieke, helemaal jaaa…. 🙂
bewonderenswaardig je schrijven en ook het ´gedrag ´van de grote mier…..wat weten we echt van dat kleine volkje dat langs lijnen loopt die ik nauwelijks kan bevatten… .fijn boeiend schrijven …zeker wel …
Ha Willem, ja, wat een leven er schuil gaat waar je geen weet van hebt… Deze mier was echt heel groot van soort en misschien was een foto duidelijker geweest qua beeld, want zo’n grote mier heb ik hier nog niet gezien, dat doe ik dan wel een volgende keer 🙂
Ja Anne, als je echt opgaat in wat de natuur doet (in dit geval een mier – die ik overigens ook fascinerend vind), dan kom je weer thuis in jezelf en ‘weet’ je weer die allereerste ervaringen.
Dat heeft mijn opa mij geleerd en dat heeft mij mijn hele leven door geholpen in moeilijke situaties 🙂
Je eigenheid komt op deze momenten weer naar boven. Met dank aan de mier 🙂
wat een geluk dat je zo’n opa hebt gehad! zo leuk dat je dit herkent, het is zoiets als het terugvinden van je diepste natuur…. mooi hè, dat dat kan en gebeurt…
Ja, het is prachtig dat dat gebeurt. En een groot geschenk!
Je hervindt er je eigenheid, je wezen. Dat heeft mij er in mijn leven vaak doorheen gesleept (of ik nou wilde of niet 😉 )