Mijn schrijfplek mag Wintergarten heten, het is een bakoven. De zon schijnt alle dagen en blijft dat doen, terwijl wolken ver te zoeken zijn en wind stil is. De buitentemperatuur is 34 graden, in de Wintergarten schiet de temperatuur per kwartier een graad omhoog en het is er 38 graden om tien uur in de ochtend.
Dit werpt licht op het fenomeen broeikas. In mijn broeiende brein verschijnt een complex van broeikassen.
Ik zie het complex glashelder. Over de glazen daken loopt een man met wuivend, schouderlang blond haar. Janos, de vader van Iris! Wat doet hij op dat dak? Hij bukt om ramen te openen voor de nodige verkoeling. Onder mijn ogen slaat hij zijn hoofd keihard tegen het glas en zonder dat ik het tegen kan houden stoot hij er doorheen met spuitend bloed.
Ik ben niet blij met deze wending. Met soppende vingers delete ik hem. Ik sta op om af te koelen in de kamer met de rots in de rug, de koele kamer. Aanloopkat Leo ligt op de poef bij te komen en Kees zit op de bank in lange broek, sokken aan, zere voet in de lucht de Süddeutsche te lezen.
‘Kom je d’r gezellig bij zitten?’
Jawel. Maar in plaats dat ik afkoel, slaat de hitte me uit. Ik kan niet werken met uitzicht op Kat en Kees. Hoe deed Marx dat in dat kleine kamertje in Londen waar de hele familie rondom hem gilde en rondrende en kookte, terwijl hij Das Kapital schreef? Aldus mijn vader toen ik zes was en toen geloofde ik alles.
‘Ik stik van de hitte. Ik wil zeilen.’
‘Goed idee! Dan gaan we naar Weissenstad. Daar is een groot meer en ik lees net in de Süddeutsche dat er een ARTfestival is bij de Pema, een of andere volkorenfabriek met een klein museum met een tentoonstelling over kleur, hier staat het: Während des Festivals ist in den Räumen des Kleinen Museums die Ausstellung „Didaktik und Dialektik der Farbe” von Carlos Cruz-Diez zu sehen. Spekkie voor jouw bekkie en misschien heb je er ook nog wat aan voor Iris. Die is toch van de kleur?’
Wat laat zien dat mannen (Kees) bij zeilen aan iets anders denken dan vrouwen (Anne). Geen ding maar daad.
Schaduw zoeken is leuk, maar ik wil hem hier.
Dus sleur ik Kees de Wintergarten in.
‘Wat een broeikas! Dat je hier kunt werken.’
Een uur later zijn we in de Hagebaumarkt in Bayreuth afdeling zeilen. Terwijl Kees een winkeldame zoekt voor advies, vind ik de zeilen en ik ben niet de enige. Een keurig geklede dame op hakken en zonder zweet vraagt of ik ervaring heb met deze zeilen, want ze vindt ze wel heel erg goedkoop. Zij heeft zeilen laten maken door een bedrijf dat zeilen maakt voor vrachtwagens, waterdicht en winddicht. Heel duur en helemaal fout. Zo mooi en stevig als ze zijn, zo ellendig zijn ze bij wind en water: het water vormt loodzware plassen in de zeilen en de wind bolt ze op tot boven het huis. Ik lees haar zonder blikken of blozen en zonder bril in het Duits voor dat deze zeilen wind doorlaten en water, maar geen zon en ze weren ook nog eens 99% van de foute stralen. De dame pakt de laatste twee ecru kleurige zeilen en laat mij achter bij het laatste oranje zeil. Daar komt Kees met een buitengewoon behulpzame winkeldame. Zij diept uit alle kasten, manden, rekken uiteindelijk nog twee oranje zeilen op: twee driehoeken voor de zijramen en een vierkante voor het voorraam. Dat wordt kleur bekennen.
Kees prijst zich gelukkig met een vrouw die alles goed en goedkoop weet op te lossen (de driehoeken zijn 13 euro, het vierkant ietsje meer) Helaas komt de buitengewoon behulpzame Hagenbaudame deze idylle verstoren met de vraag of we het benodigde bevestigingsmateriaal al hebben. Ze duikt weer in alle verstophoekjes en komt nu tevoorschijn met touwen, schroeven, haken en meer van dat en dubbel zo duur is als de zeilen, maar beter ten hele gedwaald als ten halve gekeerd. Dat spreekwoord gaat door als we thuis zijn, want waar moet alles aan vast als je niet met je tentje kampeert in een bos.
De buitentemperatuur is inmiddels boven de 40 graden. In het zweet van ons aanschijn gutsen we ons door hitte en hout tot de zeilen als oranje lappen voor de ramen hangen en als de zon eindelijk achter de berg zakt, zakt de temperatuur nog steeds niet. Het duurt een paar dagen voor we met het nodige kunst- en vliegwerk van touwen en haken en handen de zeilen vast krijgen aan het terras. Ze staan dan als een oranje tent rond de Wintergarten. Een foto heb ik er niet van, want met de blik op de oranje zeilen, zeil ik met mijn alter ego naar de oranje woestijnen van Arizona.
wordt vervolgd
10 reacties
,,,oeps ik dacht even aan het goed geïsoleerde huis,,,,
Hallo da Annette, stimmt…..
in huis is het koel, maar die Wintergarten hat ja Alles Glassssss……
wat heerlijk dat je hersenkronkels weer kunt uitlijnen, wat een weelde, zowel als deleten alsook via verbale uitleg van verkeerd begrijpen en wat gezellig dat je een aanloopkat hebt gehad
🙂 leuk leuk leuk Joke!
Dit is al een hele roman op zich. Als het hier snoeihard waait durf ik mijn kas niet in omdat ik overduidelijk zie hoe een ruit barst en met een scherpe punt in mijn nek komt te zitten, met alle gevolgen van dien en ik schrijf niet eens.
Ik zie de orangerie gevormd door zeilen al staan. Je was ook hier al meeslepend.
een hele roman op zich… wat een opsteker! net als je vervolg, dankjewel Athy x
Zware hitte en schrijven, is als een dreun op je hoofd, maar zonder zweetplekken op het papier of de toetsen van je klavier, kan het er door met een ventilator.
een ventilator! wat ben je toch heerlijk praktisch Edgard! alleen heb ik die niet bij de hand…. en moet ik het doen met gebruiken wat zich voordoet….. pufpufpuf
schrijfretraite met penitentie…..
Dimph! oei, zo klinkt het wel heel heftig…… misschien klopt het ook nog 😉