Onze herinnering hield levend wat is gebeurd in de vrouwelijke lijn. We konden samen zelfs de marketentster oproepen die met soldaten van Zwitserland naar het Noorden liep met een kistje met garen en band om haar schouders. We zagen het als we over de zandpaden liepen met rondom de tijdloosheid van heide en witte wieven, in de verte een kerktoren. Dan zagen we de marketentster op zwarte voeten vol blaren en eelt en voelden haar smachten naar een stoel en warme thee.
Met de dood van mijn moeder is dit levende verleden voorbij.
Ik heb geen dagboek bijgehouden. Ik moet het doen met mijn herinneringen, losse flarden die maar niet tot leven komen. Haar lach ontbreekt eraan, haar humor, haar mededogen, haar wijsheid.
De laatste jaren zijn het verste weg, toen haar wezen wegzakte onder de zichtbare oppervlakte, dieper dan een ijsberg zakken kan. Ik herinner me dat ik dat besefte en mijn opluchting toen ik ging voelen dat haar wezen ongeschonden was, al zat haar lichaam erbij als een houten pop, onbeweeglijk en star van de Parkinson.
Als ik stil bij haar zat, voelde ik haar en zij mij.
Dat mis ik.
Misschien moet ik dieper zakken voor de herinneringen die we nooit samen konden delen. Haar korte termijn geheugen deed het niet meer, wellicht haar geluk. Maar als de doden ergens zijn, kan zij het zich misschien nog steeds niet herinneren. Wacht ze tot ik het kan. En dat is lastig Aal…
Ik zie je zitten op je stoel voor het raam. Je staart naar buiten.
‘Anne, daar staat een hele grote kerel.’
Ik hoor schrik in je stem. Je ziet iets dat ik niet zie, zoals steeds vaker. Ik hurk en houd mijn hoofd naast jouw hoofd om je blikrichting te vinden. Zwiepende takken, nergens een grote kerel.
‘Wat heeft hij voor kleren aan, Aal?’
‘Een stenen jas.’
Ik kijk door jouw ogen.
Achter de zwiepende takken is een bakstenenhuis met een dak met twee ramen.
‘Heeft hij glimmende epauletten?’
‘JAAA! Jij ziet hem dus ook.’
Ik voel onze zucht van opluchting dat ons lijntje niet gebroken was.
Dat is in het eerste jaar dat je bij ons woont, als de ziekte van Parkinson nog niet alles van je heeft afgepakt. We kunnen samen nog stukjes lopen, waarbij jouw gewicht op mijn arm voor ons allebei zwaar is. Het lukt ons om naar het huis met de twee ramen te lopen.
‘Verrek, waar is die kerel nou, Anne?’
‘Naar huis.’
We schieten in de lach, dwars door Parkinson, verwarring en tijd, precies als op onze lange voettochten – als de pijn in ons hele lijf zat en wij dapper doorstapten zonder een klacht over onze lippen tot jij een opmerking maakte en wij het uitgierden van de lach – precies zo lachen we voor het huis en de stenen jas.
Ik herinner me de avond dat je je tanden niet uit wil. Ik wend al mijn kunstgrepen aan zonder resultaat, maar je laat wel gewillig toe dat ik je op de po-stoel zet en in bed leg, je tanden nog in. Eigenlijk mag dat niet, want je kunt erin stikken. Dat schijnt voor te komen. Je ligt met je hoofd in het kuiltje dat ik in je kussen gestompt heb en lacht wagenwijd je tanden bloot.
‘Anne, ik wil met tanden begraven worden en ook geen haar op mijn kin.’
Ach Aal…
Woorden verwaaien als wolken in wind.
Soms waait één van jouw sporadische zinnen op uit het Grote Niets, een spoor naar het wezen dat ik zo mis.
‘Anne… ik kan mezelf niet meer optillen.’
‘Anne… ik heb geen pijn.’
‘Anne… hoor ik nu zingen?’
‘Anne… ik hou zoveel van jou dat ik ’t niet kan zeggen.’
‘Anne… voorbij, alles is voorbij…’
Ze zeggen dat de sluier tussen de werelden nu op haar dunst is, Aal. Misschien kijk jij nu ook terug en zie je mij zoals ik jou. Dan glimlach je door je tranen heen om het afscheid dat we deden zoals jij het wilde. Alleen bestelden wij niet de witte koets met zes witte paarden.
We stonden bij je bed en namen voorgoed afscheid, pal voor de mannen in het zwart je kwamen halen om door het vuur te gaan. Naar oud gebruik hadden wij het raampje van je slaapkamer open gezet om je ziel vooraf de vrijheid te geven. Ineens was er een windvlaag. Een deur klapte dicht. We keken alle vijf uit het raam naar het pad voor ons huis. Achter de bomen schemerde een witte koets met zes gevleugelde witte paarden…
22 reacties
Anne………. je komt wel heel erg bij me binnen, je raakt iets, au en niet au, omdat na de traantjes toch weer die humorvolle herinneringen omhoogknallen die voor lachtranen zorgen… de cirkel blijft rond
Mooi Joke, dank je wel…
Verdorie meid, wat vreselijk goed om dit moois zo te kunnen beschrijven. ben diep onder de indruk.
Wat fijn Peter, doet me goed.
Ontroerend….wat mooi beschreven, Anne
Lief Ellie x
Prachtig!
Heerlijk hoe goed je aanvoelde dat je eenvoudig mee moest gaan, voelen in de beelden die Aal zag en ervoer. Een ideale communicatie
Ha Marcelle, ja joh, het was een bijzonder pad, dat laatste stuk met Aal, waar ik almaar dankbaarder voor ben…
Gisteren en vandaag genoten van je herinneringen aan je moeder Aal met ook wel een brok. Fijn dat je deze periode gebruikt voor de herinnering. Het blijft een gemis.
Mijn moeder is nu 96 en haar korte termijn geheugen is slecht, maar toch merk ik dat het contact op een niet te definiëren manier intenser en geduldiger wordt.
96… wat fijn dat jullie dit samen mogen meemaken, en dat intense, geduldige herken ik Corry –
heel bijzonder – en fijn dat je dit hier even laat weten! dank je.
Mooi, Anne, dank je wel
Ha Gijs! In je woorden klinkt heel veel door, dank!
Anne wat mooi! Ik zit nu met kippenvel over m’n hele lijf. Wat ontzettend goed dat je met haar mee ging in wat zij zag…wat heb je haar (en jezelf) daar mee geholpen! X
Dat is zo waar Miepke, het wederzijdse, alles wat ik voor haar deed, bleek voor mij het dubbele te zijn… x
Wat prachtig en ontroerend.
Wilma X
Aal en Anne, Anne en Aal <3 Aal en Anne, Anne en Aal <3 Zo kan ik dit hele veld invullen, omdat ik het een vorm wil geven, die mooie, diepe verbondenheid tussen jullie beiden……
Ik zie de hartjes Jannie – de verbondenheid die jij voelt tussen ons, een hart, KLOPT!
Met tranen in mijn ogen las ik jouw verhaal en voel ik het gemis van mijn ouders.
Marjan, wat een rakende reactie, ik voel je – dank X
Anne, wat prachtig en wat heb je veel herinneringen wél. Koester ze en blijf ze koesteren <3
Aal blijft zo levend, je weet nog zo veel!
Daar sta ik zelf verbaasd van, Marjolein – hoeveel er telkens weer te binnen schiet – als vallende sterren… leuk hè… X