Je moet nooit met ik beginnen.
Ik ben blij. Ik hoopte het. Ik kon mijn ogen niet geloven. Ik haalde brood. Ik gooide het in de sloot. Zo blij was ik.
Voor de vakantie hadden we het drama van de nieuwe koetenman die niet weet hoe je van vrije vogel ineens man van vrouw moet zijn en daarna ook nog eens vader. De vorige vader was in de loop der jaren een topman en topvader geworden, zijn nest torende boven alles uit, en als er een tweede nest uitkwam bij dezelfde vrouw, bouwde hij een appartementje voor de puberkoetjes pal tegenover de deur waar dagelijks brood uit kwam. Hij werkte keihard, vol verantwoordelijkheidsgevoel, zoals vaker bij jonge vaders na de eerste leg. De tong hing uit zijn bek. Van het harde werken, een gevecht of een oudemannenkwijlkwaal. Na vele jaren vaderschap in de sloot naast ons huis, is hij van het toneel verdwenen, gevreesd wordt voor zijn leven.
Moederkoet heeft een nieuwe man opgeduikeld, een potent kereltje, druk met bevruchten en wegwezen. Type jonge wilde. Het resultaat was een nest dat nauwelijks aan de bouwvoorwaarden voldeed, laag en alleen takken, geen zacht binnenmateriaal. Misschien wist hij niet wat kwam. Jongen. Toen ze er waren, wist hij niet wat een vaderkoet moet: voedsel halen, voeden, het nest verdedigen tegen indringers die het voorzien hebben op de jongen. Het gevolg was, dat er elke dag een koetje verloren ging. Een jong koetje overleefde wonderwel de gebruikelijke beginnersfoutjes .
Bij terugkeer van vakantie zag het koetennest er ineens prima uit, goede hoogte, goede takken en zacht materiaal van binnen en… van buiten! Zes jongen, 1 ei. Moeder bleef op het ei, vader bleef en blijft nog steeds in de buurt. Hij duikt voedsel op van de bodem, brengt dat naar moeder, die het verdeelt over de jongen. Inmiddels is het laatste koetje er ook uit en zwemt de familie rond, vader, moeder, pulletjes. Af en toe komt een eend met jonge eendjes langs, dit wordt geduld, maar elk aanzwemmend mannetje, eend of koet, wordt woedend weggejaagd. Geen meeuw duikt nog neer, geen snoek duikt nog op. Tot zo ver alles koek en ei.
Maar een ding moet hij nog leren: vaderlijke omgang met het grote grijze jong uit het eerste nest. Hij doet het omgekeerde. Hij verjaagt hem of het een vreemde eend in de bijt is. Of hij niet herinnerd wil worden aan het falikante begin van zijn loopbaan als vaderman. Gisteren zag ik hem als een bruut duiken op zijn eigen kind, weg jij, indringer! Kind wist onder vader uit te komen en kwam meters verder boven water. De enige overlevende van het vorige nest is een ware surviver. Hij duikt zelf voedsel van de bodem, weet nog niet goed wat hij met de lange slierten moet, laat ze weer vallen, duikt weer wat op, slobbert wat naar binnen en spuugt het weer uit. Hij haast zich naar kruimels brood die we hem ongezien toewerpen, gluurt of vader niet kijkt, haast zich dan naar moeder, die snel ook een hapje toesteekt.
Als de kleintjes ‘s avonds onder moeders vleugels op het nest slapen, wat oogt als een gevleugelde theemuts, en vader een moment ontsnapt aan zijn vaderlijke taken en zijn avondronde doet, klinkt een schreeuw achter de overhangende takken, de schreeuw van een verweesd koetenjong.
5 reacties
Mooi koetenverhaal!
Ik heb ook iets met die koeten…
Het begon in de strenge winter van 1963, de Waal bij Tiel was half dichtgevroren en mijn vader en ik (13) gingen op een zondagochtend kijken bij het Paardeneiland waar een grote zwerm koeten op het ijs was verzameld. Bij onze nadering deinsde de koetenkluwe terug, teneinde een respectabele afstand te bewaren tot de broodgooiers. Een koet lukte dat niet en bleef vlak voor onze voeten zitten. Hij was te verzwakt om nog een poot te verzetten, alhoewel dat had gekund, want hij was niet vastgevroren. Zorgdrift maakte zich van mij meester. Dit dier moest mee! Ondanks bezwaren van pa nam ik het diertje op en stopte het onder mijn warme jas.
Thuis in kartonnen doos achter kachel kwam er langzaam weer wat leven in de vogel.
De koet at alles wat hem werd voorgezet en liet zich welgevallen dat wij hem tot redelijk dichtbij benaderden. Daarbij bekeek hij ons zeer arwanend, kwam een hand te dichtbij naar zijn zin dan deed hij een felle uithaal met zijn snavel. De poezen vonden het allemaal maar niks, deze rare vogel stonk naar vis en at de poezenbakken sneller leeg dan zij dat zelf konden. Bovendien was hij niet zindelijk, want hij ging niet even naar buiten om een kuiltje te graven.
De koet heeft wekenlang bij ons gewoond tot het ijs in de Waal ging kruien. Toen hebben we hem teruggebracht, sterk en glanzend. De koeten zaten er nog steeds en toen hij dat in de gaten kreeg rechtte hij zijn nek, en koos met ferme vleugelslagen het luchtruim, om vijftig meter verderop midden in de koetgroep te landen.
Mijn vader en ik hebben nog een hele tijd staan kijken daar en meeluisteren naar de sterke verhalen die onze koet te vertellen had. Op de achtergrond het gekraak van het kruiende ijs.
Er hing lente in de lucht!
Goedemorgen Nico! Fijn je weer te lezen. Wat een bijzondere ervaring, en ook zo mooi, tot in finesses beschreven, van begin tot eind, echt een verhaal, een heel boek in een notendop ‘het begon in de strenge winter van 1963….’ en dan die sterke verhalen die jullie koet te vertellen had, dat je vader en jij bleven kijken, dat vind ik zo’n ontroerend beeld, en ook mystiek, afscheid en zien dat het goed is – wow
en dan dat gekraak van kruiend ijs….. man, ga een boek schrijven, nieuwe lente!
Nico, ik ontdek nu net iets aparts. Ik klikte per ongeluk op Nico, hierboven bij ‘Nico zegt’ en toen floepte jouw website met jouw magnifieke rode babybadkuip naar voren! (Thermobad Bébé-Jou,2007), met zeep- en shampoodispensers en ook nog een thermometer die continu de temperatuur van het badwater aangeeft. Hoe kom je erop. Wow! Als je die toch gehad had met die koet van 1963!
Haha… dank voor je compliment Anne, jaah een beetje sluikreclame kan geen kwaad toch?
Er zijn vast lezers en lezeressen die binnenkort aan gezinsuitbreiding gaan doen.
Iedereen die een reactie plaatst op jouw blog mag overigens een weblink invullen hoor…
Wat de koet van ’63 betreft, al schrijvende komt alles weer terug en dat werkt nog even door als je het verhaaltje al hebt afgerond. Zo hoor ik nu de hele dag al het geluid van de platvoeten van de koet op het zeil (zijl?) dat bij ons in de keuken lag. Telkens als hij achter de kachel vandaan kwam om als een bezetene de poezenbakken leeg te schranzen hoorde je dat geluid, net alsof hij voor het eerst zwemflippers aanhad en daar nog niet goed mee uit de voeten kon. Lachen…
Prachtig verhaal Nico. Wat een winter was dat toch. Zo veel als die winter heb ik nooit meer geschaatst. Op ijsbaan de Pinguin lag in mei nog ijs, het was tot de modder dichtgevroren en kikkers en snoeken kwamen uit het ontdooide ijs, dood natuurlijk. Misschien was het ook wel april hoor, zo zeker ben ik er niet van. Wat ik me ook herinner waren de waanzinnig hoge sneeuwduinen bij de pont. Ik sprong er in om vervolgens een paar meter naar beneden te zakken en moest me uitgraven met mijn handen.