Nieuwsgierig als ik was naar stoute dingen dronk ik Pleegzuster Bloedwijn uit onze kelderkast. Wel wennen hoor, die smaak van Pleegzusterbloed.
Ik was negen jaar en kon niet van orgels en piano’s afblijven. Een ouder iemand merkte mijn muzikaliteit op en drong er bij mijn ouders op aan om mij op les te laten gaan.
Mijn leraar werd Ben Kots, later een poosje directeur van de muziekschool in Tiel. Ben Kots had een Christelijke inslag en ik heb veel van hem geleerd.
Thuis hadden we een harmonium, een trap-orgel in de volksmond. In gereformeerde kringen ook een psalmenpomp genoemd. Wat een ***-geluid.
Later gebruikte Steelers Wheel dit voor een liedje ‘ Late again’ en daar was het wel prachtig om te horen.
Van mijn negende tot mijn twaalfde oefende ik er mijn lessen op en toen had ik er echt genoeg van.
Ik wilde muziek van de Beatles en de Stones spelen. Nieuwsgierig naar stoute dingen, ik was per slot van rekening net in de puberteit pikte ik stiekem Peter Stuyvesant sigaretten van mijn moeder.
Mijn vader rookte Ritmeester en Velasquez sigaren.
Daar kreeg ik een enorme aandrang van en het bleef bij één keer.
Velasquez had een prachtige doos met een Spaanse edelman er op.
Als ik zelf een sigaar rook, dan voel ik me als mijn vader.
Maar ja, mijn behoefte werd groter en mijn moeder rookte twee pakjes per week, dat kon dus niet, pikken zonder op te vallen.
Het goedkoopste pakje sigaretten was Silky, veertig cent. Nou was er in Tiel een groothandel in lompen en metalen, de fa. Jansen op het Bleekveld. Later is daar schouwburg ‘de Agnietenhof’ gebouwd.
De oudste zoon ging de zaak overnemen en liep alvast in een stofjas. De anderen liepen in een overall of hun overjarige vervuilde zondagse kloffie.
Hij leek op Martin van Waardenberg “Dat zeg ik, Gamma.”
In de bouw en ook op boerderijen en werkplaatsen droeg men in mijn jeugd zijn oude pak af, dat wil zeggen, het colbertje. De broek was altijd eerder versleten. Ik hoorde iemand zeggen dat hij daarom twee broeken en één colbertje had gekocht. Maar hij brandde met zijn sigaar een gat in zijn colbertje, dat was nou echt domme pech. Hij ‘droeg het nu af’ in de bouw, zoals dat heette.
Maar goed, die Jansen kocht ook oud papier van de voddenboeren die langs de deur gingen. Voor ons was het beter om direct naar Jansen te gaan, daar viel meer te zwendelen en hij was toch al miljonair. Dat ging als volgt. Zoon woog het papier op een bascule weegschaal. Het zal gemiddeld zo’n twintig tot dertig kilo zijn geweest. Met een kiloprijs van twee of drie cent.
Dus maximaal negentig cent voor een woensdagmiddag buffelen.
Naast de weegschaal hing een potlood aan een touwtje en aan een spijker een blocnootje met een gat er in. Daar werd dan door de zoon met een sierlijk gebaar een blaadje papier afgescheurd en schreef hij het aantal kilo’s op.
Vervolgens moest je dan met het papiertje naar het Stiefbeen-kantoortje van Jansen en kreeg je je geld.
Als je wilt oplichten moet je het goed doen.
Van twintig kilo honderdtwintig kilo maken door er met potlood een één voor te zetten. Maar dat zou opvallen, zoveel kregen kinderen nooit in één keer opgehaald.
Dus bij tien kilo werd onderweg in het gangetje een twee van de één gemaakt.
En bij twintig kilo werd van de nul een acht gemaakt. Of we maakten de kranten nat, dat scheelde ook weer een paar kilo.
Met minder moeite meer geld was ons jeugdige devies. Na een tijdje gingen de zaken zo goed dat ik het niet meer bij kon houden met roken. En om ze nou thuis tussen mijn kleren te verstoppen, die pakjes sigaretten, dat kon ook niet. Of onder het bed.
Mijn moeder zou ze geheid vinden.
De achterkant van het harmonium kon er gemakkelijk af zodat je er bij kon voor een reparatie. Daar ging mijn voorraadje sigaretten dus voortaan logeren. Mijn vader had vaak collega’s die langs kwamen en één ervan kon orgel spelen.
Hij kon het en hij deed het ook iedere keer. Maar ik had zo fanatiek op mijn orgel getrapt, dat een van de banden voor de blaasbalg was gebroken. Je kon nog wel spelen door op één in plaats van twee pedalen te trappen.
Ik was altijd blij om die collega te horen spelen. Toen hij weer langs kwam bedacht ik ineens dat het orgel kapot was.
En er gebeurde waar ik bang voor was.
“Eventjes kijken wat er aan de hand is”, zei hij.
Mijn vader wilde het ook wel even zien.
De achterkant werd verwijderd en meteen rolden de pakjes Silky over de kamervloer. Door mijn rode kop was voor iedereen duidelijk wie de dader was.
Ik moet een black-out gehad hebben, want wat er daarna gebeurde weet ik domweg niet meer. Als het ooit weer ter sprake kwam had mijn vader het steevast over dat ‘merk-rook-je-dood’. Wat we ook kochten voor het ‘papiergeld’ was een zak patat voor 20 cent met 5 cent mayonaise.
Bij hotel de Waal, naast het vroegere politie bureau.
Later werd dit jongerencentrum Checkpoint Charley.
Maar ja, daarna mislukten de aardappeloogsten in Nederland zo vaak dat het ondertussen meer dan twee Euro is. Mijn leeftijdgenoten kennen ook allemaal ‘het vieze winkeltje’ in de Kerkstraat.
In de etalage lagen ‘vieze boekjes’, blote vrouwen met een oranje gekartelde sticker op een strategische plaats.
Een voorloper van een sekswinkel.
Je kon er ook vuurwerk kopen.
Daar ging aan het eind van het jaar de opbrengst van het oud papier ook wel naar toe.
Je kon het er maar druk mee hebben als kind.
Ik was negen jaar en kon niet van orgels en piano’s afblijven. Een ouder iemand merkte mijn muzikaliteit op en drong er bij mijn ouders op aan om mij op les te laten gaan.
Mijn leraar werd Ben Kots, later een poosje directeur van de muziekschool in Tiel. Ben Kots had een Christelijke inslag en ik heb veel van hem geleerd.
Thuis hadden we een harmonium, een trap-orgel in de volksmond. In gereformeerde kringen ook een psalmenpomp genoemd. Wat een ***-geluid.
Later gebruikte Steelers Wheel dit voor een liedje ‘ Late again’ en daar was het wel prachtig om te horen.
Van mijn negende tot mijn twaalfde oefende ik er mijn lessen op en toen had ik er echt genoeg van.
Ik wilde muziek van de Beatles en de Stones spelen. Nieuwsgierig naar stoute dingen, ik was per slot van rekening net in de puberteit pikte ik stiekem Peter Stuyvesant sigaretten van mijn moeder.
Mijn vader rookte Ritmeester en Velasquez sigaren.
Daar kreeg ik een enorme aandrang van en het bleef bij één keer.
Velasquez had een prachtige doos met een Spaanse edelman er op.
Als ik zelf een sigaar rook, dan voel ik me als mijn vader.
Maar ja, mijn behoefte werd groter en mijn moeder rookte twee pakjes per week, dat kon dus niet, pikken zonder op te vallen.
Het goedkoopste pakje sigaretten was Silky, veertig cent. Nou was er in Tiel een groothandel in lompen en metalen, de fa. Jansen op het Bleekveld. Later is daar schouwburg ‘de Agnietenhof’ gebouwd.
De oudste zoon ging de zaak overnemen en liep alvast in een stofjas. De anderen liepen in een overall of hun overjarige vervuilde zondagse kloffie.
Hij leek op Martin van Waardenberg “Dat zeg ik, Gamma.”
In de bouw en ook op boerderijen en werkplaatsen droeg men in mijn jeugd zijn oude pak af, dat wil zeggen, het colbertje. De broek was altijd eerder versleten. Ik hoorde iemand zeggen dat hij daarom twee broeken en één colbertje had gekocht. Maar hij brandde met zijn sigaar een gat in zijn colbertje, dat was nou echt domme pech. Hij ‘droeg het nu af’ in de bouw, zoals dat heette.
Maar goed, die Jansen kocht ook oud papier van de voddenboeren die langs de deur gingen. Voor ons was het beter om direct naar Jansen te gaan, daar viel meer te zwendelen en hij was toch al miljonair. Dat ging als volgt. Zoon woog het papier op een bascule weegschaal. Het zal gemiddeld zo’n twintig tot dertig kilo zijn geweest. Met een kiloprijs van twee of drie cent.
Dus maximaal negentig cent voor een woensdagmiddag buffelen.
Naast de weegschaal hing een potlood aan een touwtje en aan een spijker een blocnootje met een gat er in. Daar werd dan door de zoon met een sierlijk gebaar een blaadje papier afgescheurd en schreef hij het aantal kilo’s op.
Vervolgens moest je dan met het papiertje naar het Stiefbeen-kantoortje van Jansen en kreeg je je geld.
Als je wilt oplichten moet je het goed doen.
Van twintig kilo honderdtwintig kilo maken door er met potlood een één voor te zetten. Maar dat zou opvallen, zoveel kregen kinderen nooit in één keer opgehaald.
Dus bij tien kilo werd onderweg in het gangetje een twee van de één gemaakt.
En bij twintig kilo werd van de nul een acht gemaakt. Of we maakten de kranten nat, dat scheelde ook weer een paar kilo.
Met minder moeite meer geld was ons jeugdige devies. Na een tijdje gingen de zaken zo goed dat ik het niet meer bij kon houden met roken. En om ze nou thuis tussen mijn kleren te verstoppen, die pakjes sigaretten, dat kon ook niet. Of onder het bed.
Mijn moeder zou ze geheid vinden.
De achterkant van het harmonium kon er gemakkelijk af zodat je er bij kon voor een reparatie. Daar ging mijn voorraadje sigaretten dus voortaan logeren. Mijn vader had vaak collega’s die langs kwamen en één ervan kon orgel spelen.
Hij kon het en hij deed het ook iedere keer. Maar ik had zo fanatiek op mijn orgel getrapt, dat een van de banden voor de blaasbalg was gebroken. Je kon nog wel spelen door op één in plaats van twee pedalen te trappen.
Ik was altijd blij om die collega te horen spelen. Toen hij weer langs kwam bedacht ik ineens dat het orgel kapot was.
En er gebeurde waar ik bang voor was.
“Eventjes kijken wat er aan de hand is”, zei hij.
Mijn vader wilde het ook wel even zien.
De achterkant werd verwijderd en meteen rolden de pakjes Silky over de kamervloer. Door mijn rode kop was voor iedereen duidelijk wie de dader was.
Ik moet een black-out gehad hebben, want wat er daarna gebeurde weet ik domweg niet meer. Als het ooit weer ter sprake kwam had mijn vader het steevast over dat ‘merk-rook-je-dood’. Wat we ook kochten voor het ‘papiergeld’ was een zak patat voor 20 cent met 5 cent mayonaise.
Bij hotel de Waal, naast het vroegere politie bureau.
Later werd dit jongerencentrum Checkpoint Charley.
Maar ja, daarna mislukten de aardappeloogsten in Nederland zo vaak dat het ondertussen meer dan twee Euro is. Mijn leeftijdgenoten kennen ook allemaal ‘het vieze winkeltje’ in de Kerkstraat.
In de etalage lagen ‘vieze boekjes’, blote vrouwen met een oranje gekartelde sticker op een strategische plaats.
Een voorloper van een sekswinkel.
Je kon er ook vuurwerk kopen.
Daar ging aan het eind van het jaar de opbrengst van het oud papier ook wel naar toe.
Je kon het er maar druk mee hebben als kind.
7 reacties
Ik lach me rot om je stukjes. Inspirerend om ook eens te terug te denken aan wat ik deed. Viel mee…. Groet. Hans
Hans, deze is wel van Kees Versluis hoor! Jongensdingen.
Leuk verhaal, voor mij zeer herkenbaar alleen bleef het bij mij bij een poging tot roken, als astmapatiënt kreeg ik het spaans benauwd.
hallo Kees, een kostelijk verhaal, van de bloedwijn naar meneer kots en dat je dan uiteindelijk al dat zuur verdiende geld aan oranje gekartelde stickers uitgaf!
Nee Minke, ik gaf het uit aan vuurwerk, da’s pas zonde!
Geweldig verhaal en erg herkenbaar.
En die smaak van ‘Pleegzuster bloedwijn’, een (oud)ijzer smaak. Kan het nog steeds zo oproepen.
grappig herkenbaar – ik stikte gelukkig zowat in mijn eerste sigaret, waardoor het ook mijn laatste bleef …