‘Wil jij iets voor me doen?’
Mijn moeder kijkt me helder aan vanuit haar broos geworden lichaam. We zitten aan tafel een kopje thee te drinken, ergens in de zomer van 2008. Ze haalt iets van haar schoot.
‘Wil jij hier een boekje van maken?’
Ze overhandigt me een rommelig pakketje.
Ik herken het met schrik. Het is het uit elkaar gevallen boekje dat ze zo’n dertig jaar geleden voor haar moeder maakte, voor Moeke. Toen ging dat aan mij voorbij. Ik was jong uit huis, keerde menigmaal terug, maar was weg toen zij dat boekje maakte ter ere van het 55-jarig huwelijk van haar ouders, Pa en Moeke.
Toch heb ik dat boekje eerder gezien, een vrouwenweekend in Antwerpen met mijn moeder, haar zus en haar vriendin, Aal, Swan en San.
Ik noem mijn moeder Aal sinds ik mijn ouderlijk huis in Tiel verruilde voor het academisch ziekenhuis in Groningen, mezelf uitroepend tot zelfstandige, om al snel terug te komen met hangend hoofd, nadat ik een fles bloed moest wegbrengen en door mijn knieën zakte op het onmetelijk groene gras. Als rood ergens opvalt, is het op groen.
Ik mocht tijdelijk terug in het huis van mijn ouders, slapen in dezelfde kamer waar ik voor mijn zelfstandigheid sliep, een week of zes daarvoor. Mijn moeder was blij, zonder mij was er niks aan. Ik was ook absoluut geen verpleegster vond zij, wat haar recente opmerking tot een compliment maakt ‘jij kunt wel hoofdzuster worden’.
Mijn vader vroeg kostgeld aan de zelfstandige, die met water aan de lippen en vuur aan de schenen het eerste de beste baantje nam bij Verdugt, de giffabriek in Tiel.
De aanname was te danken aan het zelfstandig optreden voor de sollicitatie begon. De man die de sollicitatierondes deed, moest zo nodig weg toen ik aan de beurt was. Zo zat ik alleen in een kantoortje met een groot bureau en een joekel van een telefoon die oorverdovend begon te rinkelen en op mijn zenuwen werkte. Ik heb altijd een hekel gehad aan telefoons, helemaal als ik werkeloos zat te wachten. Ik nam op.
‘Met de sollicitante van Verdugt…’
De beller moest de man hebben. Ik ging in het onbekende gebouw op zoek naar de man die ik amper gezien had.
Hij kwam net het toilet uit, een moment waarop de man broek en hemd in positie brengt, een moment waarop de man liever niet gezien wordt door de toekomstige werknemer.
Ik werd aangenomen omdat er geen andere kandidaat was, ik nam aan omdat ik zo zelfstandig was.
Ik woonde thuis, had een baantje en sloot me aan bij de fabrieksjongens van Verdugt en de Betuwe die op hun brommers naar bands gingen en zichzelf de States noemden. Ik voelde me vrij als een vogel. Dansen was mijn lust en liefde; het heilige moment van de ontmaagding kwam in het Spijkerkwartier, de hoerenbuurt van Arnhem waar ik ging studeren en een studentenkamertje kreeg. Mijn inwijder was goed.
Voor the time being was ik terug bij af, terug bij mijn ouders, die ik voortaan noemde bij hun naam, Jan en Aal. Ik betaalde kostgeld. Ik moest voor 12 uur thuis zijn, ‘anders donder je maar op.’
Het vrouwenweekend was jaren later, ik was het huis echt uit. Het was in Antwerpen vanwege een aanbieding van de ANWB. Aal had ‘Moeke’ bij zich, het boekje. Het kan ook zijn dat haar zus, Swanny, het boekje mee had en als verrassing uit een van haar kleurige schoudertassen haalde. Het was opgedoken uit een kast na het overlijden van Moeke. Het vrouwenweekend was daarna, ter troost wellicht. Het moment was aangebroken dat ‘Moeke’ uit de kast kwam…
8 reacties
Kostelijk. Heerlijke herinneringen ook voor mij.
Lachstuip hier. Ik schrijf je want er passeren soortgelijke escapades voor mijn geestesoog. Zonde om ze weg te laten zakken.
Lieve groeten uit Tiel,
Hanny
Nou ben ik natuurlijk benieuwd Hanny, je mag er gerust een paar aan de grote klok hangen!
Precies, een telefoon rinkelt je altijd uit je doen…hoewel we hier beneden
eentje hebben…..nou ja….
Graag gelezen vrouw Vellinga 😉
Brief voor Anne. Op haar verzoek voorlopig eentje aan de grote klok.
Lieve Anne, in de herkansing toch een Florence Nightingale. Aal heeft je terecht benoemd tot ridder in de orde van de Hoofdzusters. Niet zomaar een compliment. De generatie van onze ouders hadden de HOOFDZUSTER hoog zitten. Een gewone zuster kon al rekenen op bewondering maar kon je eenmaal HOOFDZUSTER voor je naam zetten dan was je met recht gepromoveerd tot grote hoogten. Hulde aan Aal je promotor.
Geinspireerd door de achting die mijn ouders voor de medische stand in het algemeen hadden, besloot ik mijn eenvoudig kantoorbaantje om te zetten in een wat meer gewaardeerd beroep. Zuster dus en wel in het Stads en Academisch Ziekenhuis Utrecht (SAZU). Een collegaatje die eveneens tabak had van het saaie kantoorwerk leek het aureool van onbaatzuchtig verpleegster ook wel aantrekkelijk en nam hetzelfde besluit.
Het werd het SAZU omdat je daar makkelijk met het Tielse treintje kon komen. Eenmaal daar werden we ontvangen door een echte ouderwetse HOOFDZUSTER. Niks geen Human Rersources Manager of erger nog een Manager Strategisch Personeelsbeleid. Doe maar gewoon dan doe je gek genoeg was indertijd het credo.
Na de gebruikelijke vragen en de deels verzonnen antwoorden werden we aangenomen tot leerling verpleegster. Wel onder het voorbehoud van een geslaagde medische keuring. Naast die medische keuring moesten we rekening houden met een fiks aantal inentingen om allerlei toekomstige dreigende infecties het hoofd te kunnen bieden. Immense paniek beving ons beiden.
Echter, waar de nood het hoogst is, is de redding nabij. Op de tafel tussen de hoofdzuster en haar toekomstige discipelen stond eenzelfde telefoonstoestel als dat jij als sollicitant zo routineus bediende bij Verdugt (echt huilen van de lach moet ik om deze actie van jou Anne).
Bij ons rinkelde dit toestel eveneens precies op tijd. Postuum hulde aan de Post Telegraaf en Telefoon ( kortweg de PTT) uit vroeger tijden. De hoofdzuster onderbrak haar betoog en sprak in de hoorn (dat hadden zulke telefoons toen nog) dat zij er aan kwam. Ze verontschuldigde zich voor het oponthoud en zou voor even weg zijn.
Eenmaal alleen keken vriendin en ik elkaar vol verbijstering aan. INENTEN?????
Ons niet gezien. Aan ons lijf geen polonaise. Als één blok sprongen we op en vluchtten het SAZU uit. Derhalve was er voor mij geen carriere meer weggelegd in het medisch circuit.
Wel heb ik mijn lafheid later zuur moeten bekopen. Jonger zusje droeg wat later met verve het aureool van onbaatzuchtig verpleegster met alle privileges van dien.
Een andere keer zal ik verhalen (als ik je niet al te zeer verveel) over mijn vliegende carriere in het verzekeringswezen.
Liefs uit Tiel
O wat is dat leuk om jouw verhaal hier te lezen, Hanny. Alsof ik je door en door ken!
Die telefoon! Die enorme hoorn! Gevaartes waar magische kracht in school! We reageerden allebei heel alert! Onze carrieres hadden andere wendingen genomen zonder deze telefoons…
Ik ben benieuwd naar je vliegende carriere – zullen we er een gastblog van maken? In dat geval kun je je brief sturen naar annavellinga@yahoo.nl –
Ik ben voorlopig nog niet klaar met de vrouwenlijn, er schiet me al meer te binnen…
Dus je hebt nog tijd!
Dankjewel voor deze leuke bijdrage.
Liefs uit, jawel, Hoorn!
Ik heb dat gevoel ook zo sterk dat ik je al lang ken Hanny. En ik vind je echt geweldig schrijven. Ik zou het maar doen, het aanbod van Anne. Jouw humor zit toch ook vooral in de manier van opschrijven. Onderschat jezelf niet, dat zei ik ook al bij de herdenking van John. Het is zeer plezierig om te lezen, vooral omdat er zo veel herkenning is.
Dank je wel Kees. Je bent een schat.
en dat is-ie