Het uur U is aangebroken. Man gaat kijken. Dan moet wel het licht aan en zijn licht is net in rook opgegaan. Met wakkere Man aan mijn zij is het geen probleem de eigen hand onder de dekens vandaan te halen en naar het knippertje te tasten. Er zit net zo’n ecolamp in als bij Man en hij komt net zo traag op gang, maar zonder geknetter en zonder rook. Licht in het donker, almaar meer. Man stapt onvervaard het bed uit, klaar voor de insluiper. Eerst de duster omgord bij wijze van harnas, en daar gaat hij.
Bij deze onverschrokkenheid kan ik niet achterblijven. Ik sta achter Man. Het lichtje op de gang knipt vanzelf aan, DE moderniteit van ons huisje, alias Schwartzhaus. Als hier een spook rondkraakt, is het geen elektrificerend spook, het ganglicht kierde de hele nacht niet onder de deur.
Man dendert de trap af zoals ik een slangenveld doorkruis, handen in de zakken en veel gestamp opdat gevaar weg is voor het gevaarlijk wordt. Geen deur klapt, geen plank kraakt. Beneden hebben we alle tussendeuren weggehaald voor de warmteverdeling. Man staat in het eerste gat van de deur en kijkt de achterliggende kamer rond, ik sta als rugdekking achter hem. Man draait zich om voor de volgende inspectie, ik draai mee als in een draaideur. Het volgende deurgat geeft zicht op de woonkeuken. Niets te zien. We draaien rond tot Man in het laatste gat staat. De grote ramen van de Wintergarten weerspiegelen grote man met vier voeten. de middelste van vrouw.
‘Niks.’
Man is een man van snelle conclusies. Dat krijg je van dikke stapels werkstukken die in eigen tijd nagekeken moeten worden, betaald krijg je in het onderwijs niets. Dus leer je zien in een oogopslag wat niet deugt. In kamer en keuken en gang en trap en wintergarten deugt alles.
‘We hebben nog niet in de kelder gekeken.’
‘Een rots kraakt niet.’
Onze kelder is uitgehouwen in de rots waar ons huisje tegenaan staat, de enige plek van het huis die is zoals hij was: vochtig, klam en schimmelig, zomer en winter 7 graden Celsius. In deze Felsenkeller zit een ontluchtingsgat naar boven, waardoor water omlaag valt in een emmer. Tweemaal vond ik een verdronken hagedis in de emmer, sindsdien staat er een boomtak in en heb ik geen dooien meer gevonden.
‘Misschien is er een vleermuis door de luchtkoker gevallen.’
Man gunt vrouw nachtrust. De kelderdeur slaat open, licht aan.
‘Niets!’
Man opent nu zelfs de wc-deur om vrouw te overtuigen dat ze last van spoken heeft. In de wc is niets dan de wc-borstel en de spiegel met een glimp Man. Ik heb een keer in een spiegel gekeken en zag niets. Dat is eng, je eigen gezicht niet weerspiegeld zien.
‘Niets!’
Man is er klaar mee en dendert de trap op, links naar de slaapkamer.
‘Het rommelkamertje!’
De deur staat op een kier en dat staat hij altijd omdat het vloerkleed net even te groot is en het huis scheef.
Man zwaait de deur open, ganglicht schijnt op open deuren van de kast waar wij alles in stoppen waar we zo gauw geen plek voor weten.
‘De kastdeuren staan open.’
‘De vloer is scheef en de deuren hangen scheef in de scharnieren en het lipje van het slot…’
Man is klaarwakker en weet wat eraan mankeert.
‘Zit er niks in?’
‘Al die kerstzooi die jij er gisteren in gepropt hebt. Vandaar dat dat slotje dat ik ingenieus heb verlengd niet blijft hangen.’
Man klapt deur dicht, vloerkleed dempt klap, deur blijft op kier. Man beent naar bed.
‘Het gastenkamertje…’
Man loopt over vrouw heen in de vaart eindelijk een einde te maken aan dat eindeloze vrouwengeëmmer. Man gooit de deur open. Een rode vlam schiet langs zijn benen. Man geeft angstaanjagend angstig geluid.
‘Uuu…’
Man staat als bevroren. De trap kraakt.
Vrouw kijkt over de trapleuning.
‘Leo?’
7 reacties
Lieve Anne,
“vrouwengeëmmer” kan niet.
Kijk voor de lol maar eens in een woordenboek.
Synoniem is doormoddereneren.
Er gaat misschien een wereld voor je open en het was iets voor boerenknechten.
Echt doen hoor.
Nu even de volgende lezen, dat is het voordeel als je een paar dagen niet kunt lezen.
Liefs,
Kees
Het moet zijn ‘doormodderen’, ik was te gehaast.
Doormodderen is wat anders Kees, maar tof dat je me serieus leest, en wijzen op foutjes is welkom, dan kan ik ze verbeteren, ik heb verder geen redacteur 🙂
en… ook wel eens haast 🙂
Lees verder bij Athy wat ik bedoel met dat geëmmer van vrouwen 🙂
3 dikke glimlachen!
wat een geëmmer, zeggen wij toch als iemand maar blijft zeuren, vrouwen geëmmer, waarom zou dat niet kunnen.Doormodderen is iets anders, dat is niet verbaal. Maar goed, wat was het nou? de rode kater van de buren, een vos? Spannend en met humor geschreven.Maar ng niet af?
Athy, precies, geëmmer, het gaat om het geluid – en bedankt voor je compliment en het vervolg ga ik vanavond onder woorden brengen, want het is nog niet af…
Iew, wat spannend…
Ik las ‘het ganglicht kieder’
Nu we toch bezig zijn :^)
Wel spannend zo!
Oh Anne je tergt me. Wie of wat is het nou? Vrouw kijkt over de trapleuning en dan….Leo. Man van Anne heet geen Leo dus riep je hem niet. Ik ken maar één Leo maar die kan het niet zijn. Alhoewel mijn Leo maakte mij vroeger ook graag bang. Als ik in bed op de grote zolder lag wilde hij ook weleens met een laken om grimlachend langs zweven.
Rook speelt een belangrijke rol in het avontuur. Waar rook is, is vuur. Er was toch geen brand in het rommelkamertje? Man was toch in gevecht met de verstopte schoorsteen? Of is Leo de grote rode kater van Waltraut die via het lage dak de schoorsteen inklom en door Man ingenieus uit de schoorsteen en met kracht in het rommelkamertje geblazen werd. Of is het toch een spook? Was het de geest van de man met geweer maar nu met naamkaartje op zijn rever? Ik moet… het weten!
Liefs
Hanny