Halverwege haar middagrust trekt ze aan het gordijn, in de droom dat dit het belkoord is. Toevallig zie ik het en ren erheen of ik iets kan doen.
,,Mijn schilderij is klaar.”
Ze verrast me, wat op zich niet verrassend is. Dat doet ze sinds mijn conceptie. Ofwel, ik ken haar niet anders. Het schilderij dat ze al maanden telkens onder handen neemt, en waarvan iedereen almaar denkt dat het af is, is nooit af. Ze wil aan dit schilderij werken en anders niet. Het slotaccoord? De zwanenzang? Je weet het niet.
In de zomer keek ze telkens naar de rode geraniums buiten. Ja, dat doen oude mensen, alleen staan ze bij haar niet binnen en zit zij er niet achter. Ze keek ernaar en schilderde hun kleur. Rood. De geraniums begaven het, zij niet. Ze ging door met rood. Rood is haar favoriete kleur. Altijd geweest. Vroeger kreeg haar favoriet de ruimte niet. Ze hield ervan, ze was er spaarzaam mee. In haar oude werk, toen planten op haar doek verschenen zoals ze zich aan het gewone oog vertonen, kwam soms een ragfijn draadje rood tussen al het groen, net garen, zo dun, zo zag het er bij de betreffende plant ook uit, een draadje garen waar een nieuw plantje uit onstond. Spannend was dat rood.
Die tijd heeft ze gehad. Het is nu kleur. Rood dus.
De ochtend was er een was van mistige ogen en wazige woorden, zo’n ochtend die geen houvast biedt, geen diepte krijgt en geen perspectief. Ze prevelt medeklinkers als een Bolsjewiek. Geen lekkere Aaaaa of Oooooo. Het is ZMRZ WRwrfff.
Nu ze het bellenkoord gevonden heeft en de djinn is gekomen, klinkt haar stem kristallijn.
‘Mijn schilderij is klaar’
Dit is het schilderij zoals het in haar atelier op haar ezel staat. In de achtergrond zie je een vergeten kerstengel en een blauw schilderij uit eerdere periode, toen er nog lijn in kwam, en wij er nog iets in zagen. Een boot.
Nu is het rood.
‘Het schilderij is klaar’.
Ze heeft gezegd en valt in slaap. Vredig en stil. Ik krijg er rillingen van.
Ze wordt wakker of er geen laatste woorden gezegd zijn. In haar atelier gekomen, kopje thee, koekje erbij, is het schilderij nog steeds klaar.
Hij mag naar de expositie. Maar.
,,Ik weet niet hoe ik daar komen moet.”
,,Ik zet hem op de foto, Aal, en dan in de computer en dan kan iedereen hem zien.”
Ze kijkt me aan of ik van een andere planeet kom. Ik maak de foto en haal het schilderij van de ezel. Hij is af. Op de ezel ligt nu alleen nog het balkje waar haar doek op rustte. Ik til het balkje op.
,,Kijk Aal, zo is je werkbalkje geworden.”
Ze bekijkt wat er van de balk is geworden, neemt hem in haar hand. Vindt hem zwaar.
Komt dan met de slotsom. ,,Die mag ook meedoen.”
2 reacties
ik hou zoooooo van deze zwanezangen…..
kuz
Ha, lieve naamgenoot, ik ook!