Ik zit met twee open wonden, een menselijke en een dierlijke. Ze moeten beide dicht en ze moeten beide behandeld worden met zalf. Hele verschillende zalf, witte mensenzalf en witte dierenzalf. Ze zien er hetzelfde uit, de prijs is anders. De mensenzalf betaalt het ziekenfonds, de dierenzalf betaalt de mens, 70 euro, inclusief vijf minuten dierenarts en een spuitje penicilline. Duur spul denk ik.
De mens is mijn moeder, het dier haar kat. Bij haar zit de wond op haar hiel, bij hem in zijn nek. Bij haar van het doorliggen, bij hem van het doorbijten. Waarschijnlijk een hond. Sinds de wond is hij bang voor honden. Er hoeft er maar een te blaffen, in de verte, buiten de veilige muren van zijn huis, een hondje formaat muis en kat krimpt in elkaar.
Terug naar wonden en wondverzorging. Eenmaal in de drie dagen de moederhiel, driemaal daags de kattennek. Met de juiste zalf vanzelfsprekend. Op de zalf komt bij moeder hielbescherming op de hiel, bij kat nekbescherming op de nek.
De medische industrie denkt bij mensen aan alles, bij dieren aan niets. Voor de hiel zijn er hielbeschermers en dat is meteen het probleem. Zodra ik mijn hielen gelicht heb, doet moeder de huissok uit, inclusief hielbescherming. Zo schuif ik dag en nacht de hielbeschermer om haar hielwond. De hielwond blijft dicht dankzij de hielzalf.
Met de kattennek ligt het anders. De medische wereld ziet geen brood in kattennek bescherming. De dierenarts adviseert een doorgeknipte sok. Na drie paar kapot gekrabde grijze mannensokken, ofwel zes grijze nekbeschermers, ga ik over op een flatterende appelgroene beenwarmer van mezelf. Kijk, dat staat. Een zwarte kat met een felgroene plooikraag. Hij krabt aan een stuk door, maar de tiendubbel geplooide kraag is beter bestand tegen zijn nagels.
Mijn dagen bestaan uit hielen en sokken, nekken en beenwarmers en vooral zalf. De hiel blijft heel, de nek blijft open. Elke dag krabt kat een rand opperhuid weg, dwars door nekbescherming en jeukremmende, wondverzorgende dierenzalf. Zijn nek wordt steeds kaler en blijft bloeden. Binnen twee weken moet de wond dicht zijn, anders moet hij meer penicilline. Kassa!
Op tv laten ze intussen een kaal gekrabde aap zien, een zielig gezicht. Dit herinnert aan alle kale nekken en ruggen van zielige honden en katten en wolven. Ik wil geen kale kat. Wat te doen? Ik zalf me suf, witte mensenzalf en witte dierenzalf. Hoe vaker ik zalf, hoe vreemder het woord in de mond ligt en de oren uitkomt. In een vlaag van verstandsverbijstering zalf ik het dier met de mensenzalf. Deze cavilonzalf zakt dwars door de open onderhuid. Weg mensenzalf, verdwenen in het beest. Wat heb ik gedaan? De huid ziet er minder kwetsbaar uit, een glanzend laagje over het bloed. Kraag erom. Drie uur krabt de kat geen krullen van zijn nek. Als hij weer begint, doe ik weer een laagje mensenzalf. Het vormt een soepel afdeklaagje op de openliggende onderhuid. Kat krabt niet. Huid herstelt. Tube is leeg. Huisarts gebeld voor een nieuwe tube.
,,Is het al op? U smeert het wel erg dik!’’