Stembevrijding, het staat er echt. Het zegt iets, maar wat?
Mijn vriendin vraagt of ik meega, zondagochtend. Vriendin heeft een lijst bijgevoegd wat mee moet. Ik verwacht keelpastilles, tijmstroop, gorgeldrank, zakdoek en sjaal. Maar nee. Wat mee moet is een flesje water, dikke sokken, een dekentje en een blinddoek. Vooral dat laatste maakt het spannend. Ik heb het allemaal in huis, ja, ook die blinddoek. Daarbij moet ik speciale kleding aan. Een yogabroek. Die heb ik niet. Yogabroek. Is dat een gymbroek voor de stem?
Ik zoek het op internet, maar daar word ik ook niet wijzer van. Er zijn honderd typen yogabroek, van superstrakke leggings tot hobbezakken die met touwen om het middel moeten. Het komt er op neer dat het een onflatteus geval is. Dat is geen probleem, die heb ik. In soorten. Een wijde ribbroek waarin ik een astronaut in een windmachine lijk, maar ook een strakke legging, waarin mijn onderdanen eruit zien als saucijsje in te strak vel.
Mijn zoektocht in de kast roept kreten van verwondering, vermoeidheid en afschuw op, een goede warming up voor de stem die vandaag bevrijd gaat worden. Voor ik iets naar mijn gading gevonden heb, gaat de bel. Mijn vriendin! Snel trek ik een broek aan die vlees nog vis is. Vriendin staat op de stoep in uitbundige stijl, zwart met oranje, zwierig en soepel, een tweede huid die ook nog flatteert. Waar schaf je zoiets aan?
,,Heb je alles? We zijn laat.’’
Hijgend komen we tien minuten later aangefietst op het Achterom in Hoorn, waar de stem bevrijd gaat worden in het Soulcenter, een nieuw centrum met nieuwe naam. Het gebouw werkt mee, een schoolgebouw met glas in lood en antiek tegelwerk. Beneden zit een winkeltje van het Leger de Heils waar je voor een prikje aparte kleding kunt kopen. Maar dat is op zondag helaas gesloten.
Boven is het Soulcenter, centrum voor ontmoeting en inspiratie. De ruimte is groot, licht, lila. Schoenen uit, sokken aan. We krijgen een beker kruidenthee en betalen 20 euro. In het midden van het lokaal is een cirkel van dekentjes en meditatiekussentjes. We nemen plaats, een enkele man en twintig vrouwen, geschapen voor de schreeuw tegen bezuiniging in de kunst: expressief, bont, haren spierwit, knalrood, broeken met rokjes erover. Die stonden niet op het internet.
Marinet Koeman staat op, een stralende vrouw, het levende voorbeeld van stembevrijding nog voor ze ook maar een woord geuit heeft. Haar stem raakt je zoals je geraakt wil worden: aangenaam. Een stem die je in jezelf vermoedt, of in elk geval wenst, je wilt ook zo’n stem, in plaats van dat ingehouden, pieperige, verlegen, brutale, scherpe, afgeknepen geluid wat er bij jezelf uitkomt.
Marinet brengt ons meteen aan de gang.
,,Ga maar staan. Rillen. Trillen. Schudden. Schokken. Stampen.”
Ze doet alles voor of het heel normaal is, dus doen wij dat ook.
Muziek gaat aan. Het beest mag los en gaat los. En hoe! Huilende wolven, sissende slangen, jammerende katten en grommende beren bevrijden onze stem. Daar zijn geen woorden voor. Dat moet je doen. Dat moet je vooral niet zien.
Vandaar die blinddoek.
Eén reactie
Uiteindelijk went je eigen stem, gewoon vaker naar luisteren.
Ik werd altijd gepest om mijn stem. Kinderen praatten mij na, overdreven natuurlijk. Ze zeiden: “Jij praat op afbetaling”. Jouw vader noemde me altijd ‘slome duikelaar’. Van hem kon ik het wel hebben. Ik praatte bedachtzaam en articuleerde goed. Nog steeds. Maar ik had wel een hekel aan mijn eigen stem. Niet door wat ik zelf hoorde, maar door wat een ander hoorde van mijn stem. Hoe ik dat wist? Door een bandrecorder. Ik dacht eerst dat het iemand anders was. Later in mijn leven deed ik een cursus Frans en ging mezelf opnemen op een cassetterecorder. Ik raakte aan mijn stem gewend, zelfs zo gewend, dat ik vond dat die stem perfect bij mij hoorde. Als ik als jonge man in de rij op de markt stond, en er drong iemand voor, dan gebruikte ik mijn stem. Extra hard, zonder schroom zei ik dan: “Mevrouw, misschien ziet U de kleintjes over het hoofd, maar ik was toch écht voor!” Ik ben 1.96 m. Dat hielp. Meestal.
Met mijn vriendin deed ik eens een gemeen spelletje. Niet écht gemeen, een beetje gemeen. Op de vraag van de marktkoopman:”Wie is er aan de beurt?” zeiden we allebei:”Ik ben aan de beurt”. Na wat gekibbel over en weer, we stonden zo ver mogelijk van elkaar af, zei een van ons: “Nou, gaat u dan maar”. Iemand die echt aan de beurt was durfde al niets meer te zeggen. Dus ik kan zeggen dat ik mezelf heb bevrijd. Maar als ik erbij was geweest had ik ook een blinddoek om gedaan. Dat wel natuurlijk.