Vandaag een gastblog van een inspirerende vrouw, de avonturier, kunstenaar, dichter, duizendpoot Marije Hendrikx. Geveld door een knieblessure opgelopen bij een reuzensprong, neemt zij ons mee naar het uiterste noorden van Kameroen, 1988, waar zij de sprong waagde die zij telkens opnieuw waagt, de sprong naar verbondenheid voorbij verlies en verlangen.
Reis door Rumsiki en het Kapsiki gebergte bij de Kirdi stam in het uiterste noorden van Kameroen, 1988
Het is niet vreemd dat juist nu, in deze bewegingsloze tijd, mij een voorval te binnen schiet van een jaar of vijf en twintig geleden, van een van onze trektochten door West Afrika. Met een vriendin reisde ik voornamelijk naar nog onbekende gebieden. Zo trokken wij destijds naar het bergachtige noorden van Kameroen.
DE KIRDI
Het gemakkelijk begaanbare eerste stuk van het Kapsiki gebergte werd nog wel af en toe bezocht, maar verder weg werd het onherbergzaam; de Kirdi die de bergen bevolkten, leefden daar nog primitief in lemen hutten met rieten daken. Ze spraken alleen Kirdi en waren voor ons dan ook onverstaanbaar.
Na 3 dagen zoeken in Mokkolo, vonden we Bartouk, een Jongeman, die het Kirdi en ook de Franse taal machtig was. Hij vergezelde ons graag op onze tocht. Onze bagage lieten we achter in Rumsiki in de hut van Bartouk’s ouders, die aan de voet van het gebergte woonden.
Zo trokken we enkel met onze kleine rugzakken, waarin de hoognodige attributen, het onherbergzame Kirdigebergte in, waar we klommen van dorp naar dorp. In de nacht mochten we meestal slapen in een van de hutten van een dorpsbewoner. We maakten er veel mee en we ontmoetten de meest bijzondere mensen.
VAL IN DE NACHT
Het was de derde nacht, we sliepen in de hut van het dorpshoofd ieder aan één kant op een stenen opbouw bedekt met een baal stro. Er waren geen ramen, het was er aardedonker. In de avond en nacht gebruikten wij zonodig onze zaklantaarns. Mijn zaklantaarn legde ik voor de nacht altijd naast me op bed.
Tegen drie uur moest ik heel nodig plassen.
Plassen moest buiten een eindje van de hut vandaan. Wc ‘s zijn er uiteraard niet. Je gaat op een tamelijk recht rotsblok iets door je knieën en dan laat je gewoon Gods water over Gods akker (in dit geval rotsblok) stromen…
Kortom, ik zocht mijn zaklantaarn al enige minuten tevergeefs…. Ik kon het plassen echt niet langer uitstellen.
Urine op een stromatras bij zo ‘n slordige 40 graden warmte, leek me niet een echt prettige combinatie.
Zonder lamp naar buiten dan maar!
Heel voorzichtig, voetje voor voetje de bodem onder mij aftastend, schuifelde ik van rotsblok naar rotsblok, naar een plek achter de hut.
Na de verlossende plas gleed mijn blote voet van de steen waarop ik gehurkt zat in een onnatuurlijke draai.
Ik gaf een gil van de pijn, waardoor mijn reisgenoot, wakker geschrokken, met haar zaklantaarn naar buiten kwam. Ze trof mij aan met mijn billen op een rotsblok te midden van mijn eigen plas terwijl mijn linkervoet er wat vreemd bij hing. Bovendien was de voet ontzettend in omvang toegenomen; zoveel zelfs, dat mijn gymschoen er niet meer omheen bleek te kunnen.
Wij waren drie dagen klimmen en dalen van de bewoonde begaanbare wereld verwijderd, het was aardedonker en het was drie uur in de nacht.
De paniek sloeg toe.
Omdat staan niet meer lukte, schoof ik mezelf op mijn billen, stukje voor stukje terug naar de hut, waarbij ik mijn handen gebruikte om me telkens even op te drukken.
In hevige paniek hebben we daar nog twee uurtjes doorgebracht, tot om vijf uur onze gids kwam.
Het aanvankelijke plan was om vijf uur beginnen met klimmen om dan tegen de avond twee dorpjes verder aan te komen. Na, op advies Bartouk, mijn voet in een lemen kruik met ijskoud bronwater te hebben gestoken werd het duidelijk dat hij niet zou slinken.
Volgens een inderhaast opgesteld rampenplan zouden wij nu uitwijken naar het nabijgelegen dorpje Killi .
Ik zou blootsvoets, voorzichtig op mijn billen achterwaarts omhoog klimmen. Er was in dat dorpje namelijk een oude man, die mij misschien zou kunnen helpen, aldus onze gids. Deze oude man was onze enige kans om nog op tijd bij het vliegtuig te geraken.
Een hele processie vrouwen begeleidde ons de laatste paar honderd meter over een zandpad tot aan de hut van de medicijnman. Ik kon alleen maar hinkelen; vier hinkels, weer staan, iemand vasthouden, weer vier hinkels enz. Tenslotte kwamen we aan bij de medicijnman die zowaar handgemaakte stoelen had waarop ik meteen mocht zitten. Hij nam plaats tegenover mij en ik moest mijn been op zijn schoot leggen.
Hij bestudeerde mijn voet. De enkelband was verrekt en een middenvoetsbeentje gebroken, voor zover ik het begrepen heb. Hij overlegde eerst in de Kirdi taal met onze gids. Daarna sprak hij tegen mij en onze gids vertaalde.
‘Ik kan je helpen, maar …..dat doe ik dan op onze manier, wil je dat? ‘
‘Ja,’ zei ik, ‘natuurlijk wil ik dat. Ik heb niets te kiezen. Er is geen dokter en geen ziekenhuis, dus slechter kan het niet worden lijkt me.’
‘Als je ‘ ja’ hebt gezegd,’ aldus onze gids, ‘dan blijft hij doorgaan, wat je ook doet. Je kunt er niet op terugkomen’ ‘Hoe bedoel je dat,’ vroeg ik, ‘en waarom zou ik erop terug willen komen? ‘
‘Dat zul je wel merken,’ lachte onze gids.
Ik was er niet gerust op. Maar wat viel er verder te kiezen. Ik had de keuze tussen deze medicijnman of niets, meer zat er niet in. Ik stemde dus toe.
De oude man nam mijn voet. Met een groen smeerseltje waar nog plantenrestjes in zaten begon hij ongelooflijk hard te wrijven, te duwen en te kneden. Ook draaide hij aan de voet en drukte heel hard tegen de hiel. Ik probeerde tevergeefs mijn voet terug te trekken maar hij was sterk en bleef doorgaan. Ik schreeuwde van de pijn, ik huilde en smeekte hem om op te houden. Hij leek doof en bleef onaangedaan doorgaan.
Mijn reisgenoot, ook helemaal in paniek geraakt, schreeuwde mee, ‘waar ben je aan begonnen. Zeg hem dat hij op moet houden, straks moet je voet nog geamputeerd en we komen hier nooit meer vandaan!’
Opeens voelde ik een soort klik in de wreef van mijn voet.
De oude man moet dat onder zijn handen ook gevoeld hebben; ‘ahaaaa!’ riep hij tevreden.
Hij ging nog even door en dan hield hij mijn voet tussen zijn twee handen stevig vast, alsof hij alle botten in elkaar wilde drukken. Dan liet hij mijn voet los en ging weer in conclaaf met onze gids.
Mijn voet en enkel klopten en brandden, de pijn zat overal en was erger dan daarvoor.
‘Jammer,’ dacht ik spijtig, ‘dat ik dit heb toegelaten. ‘
De oude man klopte me op de schouder en riep iets dat ik niet verstond.
‘Je moet nu opstaan en lopen!’ vertaalde onze gids.
‘Dat kan absoluut niet,’ gilde ik, ‘is hij nu helemaal gek geworden. Het is nu erger dan daarvoor!’
Onze Gids en de oude man leken te genieten van mijn boosheid, ze lagen bijna dubbel.
Dan tilde mijn gids mij vanonder mijn armen omhoog en liet me los, terwijl de medicijnman me tegelijkertijd een flinke duw in de rug gaf, zodat ik niet anders kon dan lopen. Ik liep een aantal meter vooruit en daarna terug en… Wonder boven wonder… De pijn was absoluut en helemaal verdwenen. De voet was weer dun, het lopen ging gemakkelijk. Het enige ‘souvenir,’ zo noemde de oude man het, waren de kleuren op mijn voet. De voet had alle kleuren van de regenboog gekregen.
Rest mij nog te zeggen dat we diezelfde avond uitgenodigd waren op een feest in het dorp, waar we ‘bierre de mille’ dronken en de hele nacht hebben door gedanst. De oude man stond genoeglijk lachend aan de kant.
Aan deze man moet ik in deze fase van mijn leven steeds denken; ik zou willen dat hij hier zou kunnen komen. Naar verluid zou hij zelfs open botbreuken in een korte tijd kunnen genezen.
Daar kunnen onze orthopeden nooit tegenop.
Ik weet zeker dat met behulp van deze oude medicijnman, mijn knie het in minder dan een uurtje weer fantastisch zou doen!
5 reacties
Stilmakend mooi, ik ben fan van beide meisjes XXX
ooooooooh, wat bizar en tegelijkertijd zo wonderschoon . Weer ‘n bewijs dat de natuurmens veel wijzer is dan de “geleerden “hier.
Hoop zo dat je knie hersteld kan worden.
xxxxxx
Hoe moeilijk ze het ginder ook hebben, ze blijven goed gezind en zijn tevreden met hun dagelijks leven, in de natuur lijkt de mens een dom wezen, behalve zij die er in leven, die kennen hun abitat en leven er naar, wat stedelingen al lang hebben afgeleerd.
Ademloos gelezen. Wat een ervaring en wat een kennis en wijsheid van de medicijnman.
Dank allemaal voor het lezen en voor jullie reacties.
Afrika is wonderlijk en mysterieus !
Helaas is er in de loop der jaren veel veranderd door onze Westerse invloeden.
In Douala sprak ik een man die in Frankrijk economie had gestudeerd, over het feit dat er nog maar zo weinig van de eigen Afrikaanse cultuur te zien en te beleven is in de grote steden.
‘ mijn moeder vertelde mij, waarom dat zo is, ‘ zei hij :
Er kwamen witte missionarissen naar ons land. Zij lazen ons voor uit hun bijbels en leerden ons bidden met de ogen gesloten.
Omdat er in die bijbels zulke mooie verhalen stonden, volgden wij hun aanwijzingen. Wij knielden neer, vouwden onze handen, sloten onze ogen en baden.
Toen wij daarna onze ogen weer openden, hadden de missionarissen onze vrouwen, ons land en onze gebruiken. Onze beelden hebben zij verbrand.
‘ mijn moeder heeft mij zo geleerd mijn ogen altijd goed open te houden.
De grote steden in Kameroen lijken onderverdeeld te zijn in nederzettingen van allerlei Christelijke geloven.. Om de nederzettingen heen zijn muren opgetrokken.
Op de straten zie je kinderen in westerse uniformen. Voor elke nederzetting een ander.
ik mag me gelukkig prijzen dat ik Afrika mocht meemaken toen ‘het’ er nog was.