Zondagochtend, grijze lucht en weinig wind, sta ik met een emmer sop en een lap aan de rand van de sloot de tuinstoelen af te soppen. Plots een klap uit het water, van onderuit, een kletsend geluid dat ik nooit eerder hoorde. Uit het water steken twee vissenstaarten met één lijf ertussen, een surrealistisch beeld dat ik nooit eerder zag. Met zwiepende slag slaan de uiteinden op het wateroppervlak met zoveel kracht, dat water opspat en het vissenlijf boven water komt, een tel. In de flits van het moment zie ik middenin het lijf een opengesperde bek gelijk die van ourobouros de wereldslang die zijn eigen staart in de bek heeft.
Het beeld dat ik waarneem in de flits lijkt een moderne variatie op het symbool voor kringloop en eeuwigheid, niet de cirkel, maar de eindige lijn, met middenin een bek…
Een tweede zweepslag der vissenstaarten doet het midden opnieuw oprijzen en openbaart de realiteit: een snoek heeft de kop van een voorn in zijn bek. Hij krijgt hem niet door zijn strot, de voorn is van hetzelfde formaat als hij. Doodsangst dampt uit de sloot.
De snoek dreigt te stikken in de prooi die dreigt te stikken in de bek.
Op de grens van leven en dood breekt de voorn los.
We hebben het nakijken, snoek en ik.
Een ijsvogel scheert over het strijdtoneel.
De vogel is gevlogen en of je de snoek kunt vinden, is de vraag…
6 reacties
Jij maakt wat mee, zeg!
Graag gelezen, Anne 🙂
Tjee apart natuurbeeld. Maakt je eigenlijk nieuwsgierig. Hoe het de beesten vergaat
Ik denk dat het desondanks mooi was om te zien…..
Weer leuk geschreven Anne
Mooi om te lezen, telkens ik denk, daar zit de vis en kijk terug, dan is het alsof die snoek juist verhuisd is.
Ongelooflijk.
Maar het gebeurt, het gebeurt….