Het meisje dat van lezen hield had leeshonger en geen boek. Dokter Lubbers kwam op controle om te kijken hoe het met de geelzucht was. Hij zei dat het meisje plassen moest op een po die niet in huis was en een pan was te onhygiënisch met de dokter erbij en de afwasteil was te vies. Het meisje voelde de schrik van haar moeder, het ongeduld van de dokter. Ze leidde hem af met de vraag of zij de enige in Tiel was met geelzucht. De dokter had nog meer patiënten met geelzucht.
‘Dan ben ik dus ook een patiënt,’ zei ze.
Dat gaf nieuw elan. De dokter klaarde op en de moeder kwam blij terug met iets in haar handen waar de dokter van op keek.
Wat het was, weet ik niet meer, misschien een ongebruikte, schone vaas, het grijze geval dat ze eens op een verjaardag gekregen had, maar bloemen kochten we niet, die waren best duur. Misschien was het een weckpot, mijn moeder weckte niet, maar ze kreeg wel eens een pot van een buurvrouw met glibberige boontjes erin.
Wat het ook voor een plasopvangding was, de opening was zo smal dat ik als een hoepel moest zitten om te zien of ik goed mikte. Ik had me achter het bed geposteerd, maar de dokter zag genoeg om tegen mijn moeder te zeggen dat ‘ze’ lenig was.
Mijn moeder en de dokter en de kan met plas gingen de trap af en ik wachtte in spanning tot de buitendeur dicht sloeg. Het duurde raar lang voor ik haar voetstap op de trap hoorde. Ze kwam binnen met een koninklijk gebaar en in haar handen een bordje met een boterham erop, met stroop. Een mijlpaal na zes weken groente, fruit en gelatinepudding. Alleen al zoals mijn moeder het uitsprak! Nog mooier dan die keer dat ik haar vertelde dat Ot en Sien een heerlijke boter-ham met een glas klok-ken-de melk tot zich hadden genomen. Mijn moeder zei toen dat ze kon horen hoe heerlijk dat was en smeerde voor mij ook een boter-ham-metje en schonk een glas met klok-ken-de melk in. Ik was een slechte eter, maar dit ging erin. Deze boterham was zonder boter, de stroop zakte er dwars doorheen. Ik likte mijn vingers erbij af, kreeg acute buikpijn en mijn moeder zong haar Groningse toverlied, terwijl ze op een speciale manier over mijn buik wreef:
Ai mienai mienokkelie‘k heb zo’n pien in mien bokkelie
ik wil dai en doe wilst mie
drei moal in de rondte van je ain, twai, drie
Ik werd wakker van een geur die mijn neus prikkelde, mijn keel, mijn buik, mijn alles, een heerlijke geur, een hartige geur, een geur die zin gaf. Mijn moeder zat op mijn bed met mijn eerste kopje soep, tomatensoep waarvan ze alle vetogen had gelepeld tot er geen enkel oogje nog in dreef.
Met tranen van geluk at ik het.
Dit was het begin van de week dat ik aan moest sterken, de fijnste week van mijn leven. Elke dag bracht nieuwe tranen van geluk en verdriet en emoties die niet te benoemen zijn – niet van de boterham met stroop, niet van de magere soep, zelfs niet omdat ik mijn kamertje elke dag een kwartiertje langer uit mocht, het kwam door mijn vader …
2 reacties
Of ik mijn eigen verhaal lees, ik had ook zes weken de geelzucht en lag boven in een kamertje. Alleen mijn moeder mocht bij me komen en ik had een stok waarmee ik op de vloer kon tikken als ik iets nodig had. Mijn dagen gevuld met lezen, lezen en nog eens lezen. Na die zes weken kreeg ik voor het eerst een warme maaltijd…..spruitjes, die ik daarvoor niet lustte. Wat een feestmaal na al die bulgaarse yoghurt met een beschuitje.
Dat wist ik niet van jou, Marjan! Schept een band. Wat een goed idee van die stok! Maar tegelijk ook droef… Spruitjes…., zo apart dat je dat nog weet hè.
Jij had een heel ander dieet, ik had ook wel eens een beschuitje met bulgaarse yoghurt gelust! En jij een appel, of een banaan of een wortel, rauw wel te verstaan…
En jij las dus ook de hele tijd. Heb jij niet gepunnikt? Breien ging niet in bed en haken was haar ding niet. Ik weet nog dat wij alle uitgehaalde wol van de hele buurt kregen, voor dat zieke ‘meske’ wat Tiels is voor meisje… Lieve groet!