In Tiel hoorde ik dat er mannen waren van de verkeerde kant. Dat was het geluk van Tiel. In Westkapelle zongen de mensen zachte zinnen, in Tiel schreeuwden ze. Dat was schrikken, maar ik kon nu wel horen wat grote mensen tegen elkaar zeiden en dat waren belangwekkende dingen. Aan de andere kant van de zee waren engelen, aan de verkeerde kant van Tiel waren mannen. Waar was die kant? Wat voor mannen zaten daar? Inbrekers? Tovenaars? Waren er ook vrouwen en kinderen? Heksen en poezen?
Ik rende de hele weg naar huis, Binnenweg, Grotebrugse Grintweg, Medelsestraat. Er was nog geen verkeer, ik kwam veilig thuis. Hijgend gooide ik de vraag voor de voeten van mijn moeder die bezig was achter het groene tweepitgasstel water te koken voor een kopje zwarte thee bij het brood dat de bakker met zijn fietskar gebracht had.
Mijn moeder schrok zich wild. Had een homo aan haar kind gezeten? Ze keek door het keukenraam of zij nu aan de beurt was. Dat zei ze niet, want zoals seks voor mijn vader hetzelfde was als brood, je had het elke dag nodig, zo heilig was het voor haar, daar zweeg je over.
Aan het verstijven van haar elastieken lichaam, het verstrakken van haar beweeglijke gezicht, zag ik dat mijn moeder er oneindig veel meer van wist dan de vrouwen bij het schoolplein. Die kwamen niet verder dan één zin. Mijn moeder was van het verhaal; iemand hoefde maar een zin te zeggen en zij kwam met de rest.
‘Hoe kom je daarbij!’
Het kwam er fel uit, alsof het verhaal al in haar mond vlamde.
‘Ik hoorde het.’
‘Van wie!?’
Aan de toon hoorde ik wat ze niet vroeg. Voordat ze met het broodmes de straat op ging om oprukkende mannen van de verkeerde kant te lijf te gaan, hield ik haar binnen.
‘Die mannen zijn hier nog niet, ze zitten nog aan de verkeerde kant, of misschien zijn er een paar hierheen gekomen of eentje bij die ene vrouw die het tegen die andere zei.’
‘Wie zegt zoiets nou op een schoolplein vol kinderen. Wat een stomme wijven.’
Het was de eerste keer dat ik mijn moeder wijf hoorde zeggen en ik was gelijk verzot op het woord. WIJF!
‘Wie waren het?’
Hoe had ik kunnen weten dat mijn moeder de boodschapper van het nieuws wilde weten voor ze ging vertellen?
‘Vrouwen die maar één zin weten.’
Dat was niet genoeg.
‘Met krulspelden en een hoofddoek.’
Mijn moeder draaide zich naar de fluitketel, haar hoofd in een dampende wolk. Ze draaide het gas uit en de wolk was weg. Dat verbaasde me. Ze pakte de ketel en schonk het kokende water driest in de theepot zonder de pot voor te spoelen. Dat verbaasde me ook. Mama had haast, maar maakte geen aanstalten om te vertellen. Dat verbaasde me het meest.
Het grind knerste. De fiets van mijn vader.
‘Ik vraag het wel aan papa.’
Mama kwam bij zinnen.
‘Die vrouwen bedoelen mannen die van mannen houden.’
‘Dat zeiden ze niet, ze zeiden MANNEN VAN DE VERKEERDE KANT!’
Mijn moeder keek mij aan met de blik waarmee ze me nog vaak zou aankijken, de blik waaruit alle ruimte van de wereld sprak dat ik ‘mij’ ben en niet haar, dat ik ‘mij’ mocht zijn met al mijn vragen en daden en dat ze me geen strobreed in de weg zou leggen om te vragen en te doen wat in mij brandde en ontdekt wilde worden.
‘Die verkeerde is meer iets voor papa, vraag het maar aan hem.’
Papa had het zweet nog op zijn voorhoofd van het harde fietsen om de school achter zich te laten en het vrije veld in te kunnen. Hij wist van mannen van de verkeerde kant en aan zijn toon hoorde ik dat het iets leuks was, niets om bang voor te wezen.
‘Dat zijn mannen die elkaar van achteren bespringen.’
Het was wat mijn broertje bij papa deed en Johnny bij Berry en ome Nol. Ik was daar wel eens jaloers op, maar ja, jongens konden hoger springen en ik kon beter rolschaatsen.
19 reacties
Anne….wat een verhaal, ik lig dubbel over de woorden die je gebruikt om het te beschrijven. Maar ik voel ook de warmte van jullie gezin en de veilige haven die jij als kind bij je ouders had <3
Over de veilige haven: mijn vader moest naast stromend water wonen: Rijn, Waal, desnoods de zee en met kamperen stond onze tent altijd naast ‘de’ beek, desnoods een meertje ~ thuis voelde veilig, echt wel. Dank voor je inspirerende reactie, Ellie.
Stof tot nieuwe blogpost, ik kijk ernaar uit!!
Dat zijn mannen die elkaar van achteren bespringen, haha…
Ja verkeerde kant wat een verwarrende uitdrukking…..
Hoi Annette, en het heeft heel lang geduurd tot ik begreep wat anderen met die verkeerde kant bedoelden…
Anne ik lig dubbel hoe jij dit beschrijft. Zie ook de verwarring van je moeder en het ongemakkelijke antwoord van je vader. Bij ons thuis werd er nooit over gesproken. Ik hoorde ook als klein kind over mannen van de verkeerde kant maar durfde het niet te vragen.
Nu denk ik hoe zouden mijn ouders dat opgelost hebben.
Dimph, is dat geen leuke uitdaging om over te schrijven? De kleine Dimph die de vraag stelt en wat er dan komt uit je ‘grote onbewuste’. Soms helpt het als je dat wat je niet weet, opschrijft met je linkerhand – dus niet achter je toetsenbord maar met pen en papier! Wel laten weten 🙂
Wijsneus
Eigen wijs
gewoon nieuwsgierig Joke … 😉
Om te gillen! Wat een verrukkelijk verhaal, Anne!
Dankjewel Marcelle!
met heel veel plezier en een lach gelezen….vooral de laatste drie zinnen 😉
Fijn Willem
Lieve Anne,
Ik vind dat je het weer meesterlijk hebt opgeschreven en genoot vooral van de laatste twee zinnen. Zoals altijd maak je bij mij ook een herinnering los. Mijn “Ome Koos en tante Annet” hadden een schilderswinkel op het Bleekveld. Ze waren middenstanders en kwamen op de verjaardagen van mijn ouders. En er werd veel geroddeld over andere middenstanders. En over vreemd gaan tussen die middenstanders. Ik begreep er allemaal niets van als ik me in een hoekje gedeisd hield om niet te horen: “Kees, ik denk dat het bedtijd is.” Van één woord dat is vaker hoorde is de betekenis misschien wel dertig jaar later tot me doorgedrongen. Het LENDENSCHOT.
En je hebt het over Nol van Buren.
Ik vroeg me altijd af wat “Het hol van Nol” was, in dat smalle straatje wat de Voorstad met de Konijnenwal verbond. Een obscuur straatje vond ik het altijd.
Het Hol van Nol, wie weet is dat het café dat de van Burens een tijd gehad hebben – maar ze waren ermee getopt toen ze in de Sperwerstraat woonden, en dat was ‘in onze tijd’ – dus wie weet was dat Hol toch iets anders… Heel leuk deze bijdrage van jou erbij. Merci!
dat ik vaker hoorde
o, daar ben je nog een keer 🙂
O, deze heb ik gemist vorige week. Even twee dagen niet op Facebook en dan is er zoveel, dat je er niet meer doorheen scrollt. Met dank aan fb die hem ineens weer bovenaan de startpagina plaatste.
Wat een schitterend verhaal en hoe je woorden en zinnen aan elkaar vastknoopt dat je alles letterlijk voor je ziet.
Ik ben elke keer weer onder de indruk.
En dan de inhoud, zo herkenbaar ook, thuiskomen met een vraag, waar halve antwoorden op komen met halve waarheden! En je was nog net zo wijs als eerst.
Bij ons op ‘t dorp was vroeger een stel vrouwen gaan samenwonen. De een fluisterde van de verkeerde kant en de ander zei dat het zielegerds waren, die geen man konden krijgen en daarom voor het gemak maar onder één dak gingen wonen, ha, ha.
Voor het gemak geloofde ik het laatste versie, want het eerste wilde er bij mij niet in als 10/11-jarige, thuis vroeg ik het niet meer want met die halve antwoorden en waarheden schoot ik ook niets mee op.
Fijn dat je deze nog gevonden hebt Corry; je antwoord is een welkome bijdrage. Met een grote glimlach gelezen. Dankjewel.