Anna Kolman-van Hedel, moeder van mijn moeder, naar haar ben ik genoemd. Tot verdriet van de moeder van mijn vader, Grada, een naam die mijn moeder haar eerste kind niet wil aandoen. Om deze reden negeert oma Vellinga haar kleindochter de eerste keer dat ze me ziet, het kan ook zijn dat ik uit voorzorg onder haar ogen vandaan vlucht.
Ik ben vijf. Mijn moeder is zenuwachtig en daarom ben ik het ook. Opa en oma Arnhem zijn deftig in haar ogen en dus in die van mij. Oma draagt een suede jasje en opa heeft een verlamde arm. Drie armen worden uitgestoken naar papa, naar mama en dan is Cootje aan de beurt, Marco, mijn broertje van 2 die naar opa Arnhem is genoemd. Niemand kijkt naar mij. Ik verstop me onder de tafel, onder het kleed. Ik ben er niet. Ik voel een gapend gat.
Ik zit veilig onder het kleed, mijn broertje krijgt alle aandacht van oma en kirt het uit. Opa en papa hebben een heftige woordenstrijd over Lenin en Mao. Ik zit onder tafel en mijn moeder klopt slagroom die ze voor haar laatste centen heeft gekocht met twee vorken, een klopper is er niet. Voor de lekkerte doet ze er een extra schep suiker in. Is het zout. Daar komen we achter als we na de aardappeltjes, de boontjes en de gehaktbal aan de zelfgemaakte vanillepudding gaan. Met slagroom bovenop.
Het gezinsleven zit vol valkuilen en voetangels en misschien moet ik daarom vele jaren later lopen met mijn moeder, tienduizend kilometer en meer. Misschien moeten we daarom ook naar Nieuweschans, lopen naar de plek waar het begon. De plek waar Anna van Hedel geboren werd, begin twintigste eeuw.
Ik heb haar voeten geërfd, haar migraine en haar vermogen tot confrontatie.
De eerste keer dat ik haar zie, ben ik zes en is het meteen raak. Ik ben bang voor de vrouw die mijn moeder geslagen heeft. Ik kan niet begrijpen dat mijn moeder haar wil zien, dat ze mijn broertje en mij meeneemt naar deze gevaarlijke vrouw. Hoe kan ze zo’n lange reis maken met de trein, een reis die ze griezelig vindt en ik dus ook. Enge trein. Uren moeten we erin, van Tiel naar Groningen, en ergens onderweg moeten we eruit om een andere trein te vinden, zonder papa die alles weet, die moet iets anders doen of er is niet genoeg geld voor zijn treinreis.
Ik maak me grote zorgen. Mama is zenuwachtig op de perrons waar we moeten overstappen, Utrecht, Zwolle. Marcootje huilt aan een stuk door en wil of kan niet lopen. Ze sleept hem met zijn voetjes over de stenen, een grote tas in haar andere hand en ik mag hen niet kwijtraken, anders ben ik verloren. Een nachtmerrie die eindigt in Groningen in een piepklein huis met een nog kleinere achterkamer, die uitpuilt van de grote mensen die broers en zussen zijn van mijn moeder. Ik stik bijna van de druk.
Bij de kachel staat Moeke. Dik vind ik haar. Kolossaal. Haar ogen zijn diep verstopt onder haar wenkbrauwen. Een heks. Ze kijkt me aan. Ziet me voor het eerst. Of nee, ze is een keer naar West Kapelle gekomen op mijn eerste verjaardag. Mijn moeder trok me op aan mijn armpjes tot ik op mijn voeten stond en Moeke strekte haar armen uit, een golvende boezem lokte. Ik liep naar de oerborst, mijn eerste vrije wandeling.
Nu ben ik zes . Ik kijk haar aan, mijn moeders moeder. Moeke. Niet mijn oma.
‘Dag wicht,’ zegt ze.
Ik recht mijn rug, klaar voor de vraag die mij dwars zit vanaf de eerste keer dat mijn moeder over haar vertelde. Mijn moeder weet het antwoord niet. Ik vuur mijn vraag op Moeke af.
‘Waarom heb je mama altijd geslagen?’
Alle stemmen verstommen. Doodse stilte valt. Moederziel sta ik tegenover die kolossale, gevaarlijke vrouw, met haar diepliggende ogen. Mijn vraag hangt in de lucht. Zij zegt niets. Niemand zegt iets. Niemand beweegt. Alsof de tijd is stilgezet.
Plotseling begint iedereen door elkaar te praten. Een vreemde, harde, snauwerige taal. Ik wacht op antwoord. Bang dat ik door het geroezemoes het niet zal verstaan. Daar hoor ik mijn moeder kuchen.
‘Ach, hoe komt zo’n kind daar nou bij. Dat heeft Moeke niet gedaan…’
Het is of mijn ziel uit me geknepen wordt. De tweede keer.
En hier loop ik dan met mijn moeder door het geboortedorp van Anna van Hedel die mijn grootmoeder zou worden. De smalle straten, de lage huisjes. De rode daken. De keitjes. Het plein met een kanon. De plek waar mijn grootmoeder haar leven begon. Op de grens van twee naties. Op de grens van land en zee. Een vurig schrander meisje dat niet mocht leren omdat ze een meisje was.
Mijn moeder blijft staan op een driesprong.
‘Hier ergens liep elke week de dorpsomroeper rond. Niemand had een radio en hij had zo’n toeter waar hij de nieuwtjes doorheen riep. Dat ging over wie er getrouwd was, of dood, of een kind had gekregen. Hij riep ook om wat de gevonden voorwerpen waren. Op een keer riep hij:
‘Er is gevonden een ding, een harig ding, een harig ding met een gat erin.’
Hij kon er maar niet opkomen hoe zo’n ding heette, zo’n ding waar de vrouwen hun koude handen in warm hielden, een mof. Nog tijden lang had iedereen in Nieuwe Schans het erover, er is gevonden een ding, een harig ding met een gat erin!’
We herhalen de gevleugelde zin tot we niet meer bijkomen van het lachen.
Typerend voor onze omgang met pijn en elkaar. Typisch mijn moeder. Zo lang ik leef, heeft zij elke situatie weten op te lossen met haar ingeboren gevoel voor humor, haar overlevingskracht. Ze heeft het overleefd. De tweede wereldoorlog en die andere, dichter op haar huid, gekerfd in haar ziel en de mijne, de oorlog thuis.
We hoeven elkaar maar aan te kijken of we beginnen weer ‘er is gevonden een ding…’ Elke keer weer schieten we in de lach, de hele weg terug naar ons hotelletje. In het restaurantje ruikt het naar schnitzel en frites. We kunnen meteen aanschuiven. We zeggen niks, zo leeg zijn we. Om half negen gaan we naar bed en vallen direct in slaap, zo moe zijn we.
10 reacties
spannend, je zuigt me mee je verhaal in en ik hoop dat ik dat nooit mee hoef te maken, kan ook niet meer gelukkig… je snapt wij hadden dus helemaal geen goede familieband…
chapeau wederom!!
groets van pastuiven
Ik ga steeds meer snappen van die bijzondere gedichten van jou, Pastuiven, er vallen stukjes op hun plaats – en dat is helend en heerlijk
De ziel uit je knepen worden, als kind……. Vind je hem/haar terug???? Een levenslange zoektocht, misschien. Anne, je hebt in ieder geval nog je vermogen tot confronteren. Gehouden, teruggevonden?
Zout, suiker en slagroom. Ik heb ook een keer teveel zout in de slagroom, gedaan, meer dan het mespuntje dat ik er altijd in deed. Is me lang nagedragen door mijn dochters. Er is ook humor, dat wist je al.
Dat is een bijzondere feedback Hans, met een vraag die niet zomaar beantwoord is, een vraag waarin misschien ook iets doorklinkt van je eigen speurtocht en interesse in de levensloop en zoekocht van mensen…
het moment dat ik hier beschrijf was het ‘of mijn ziel uit me geknepen werd’ –
misschien werd ik me dat moment juist bewust van mijn ziel, los van die van mijn moeder…
Dank voor je waardevolle respons Hans, ik ga er lekker over mijmeren, liefs van Anne
Zo waardevol en zo van dichtbij geschreven.Geeft ook te denken.
je nieuwe kleurloze captcha vind ik een ramp, ben wel een kwartier bezig voor ik het kan ontcijferen.
@ Athy, en alle anderen die reageren: hartelijk dank dat jullie ondanks de moeilijke code doorzetten, soms zelfs een kwartier….ik ben erg blij met feedback.
Dit jaar werd mijn blog ineens bedolven door een bombardement aan spam en robots, een constante stroom die ik stuk voor stuk moest verwijderen. een voor een…
Mijn webmaster heeft nu deze ingevoerd, als hij echt te moeilijk blijft, kan hij misschien nog een andere invoeren…. ik zal het overleggen.
Het is nu wel weer zo dat je tekst behouden blijft als je de verkeerde code intoetst, dat was met de vorige niet. Als je echt een onleesbare treft, kun je de volgende aanklikken, tot je er een ziet die je kunt ontcijferen…
Los van het feit dat je verhalen boeiend lezen en dat er altijd wel iets herkenbaars in te vinden is, valt het mij op hoe zorgvuldig je schrijft en hoe je niet oordeelt, maar mensen en gebeurtenissen in hun , vaak kleurrijke, context plaatst. Zo laat je ons zien waarin een groot mens klein kan zijn en een klein mens groots.
Spat, spat doen mijn oogjes – zo raak komt het binnen Marije, dankjewel.
Lieve Anne,
Zo prachtig om te lezen is het. Ontroerend mooi. En je laat iedereen in hun waarde. Je moet zo’n prachtige schooljuffrouw zijn geweest voor de kinderen. Ik krijg door jou wel het besef hoe iets door families kan lopen en blijven. En hoe je als mensenkind veel aanvoelt wat je pas later als volwassene begrijpt. En dat je als opstandige tiener ruzie maakt over essentiële dingen en je die gesprekken later bijna woordelijk herinnerd. Ik ken vele lieve ouders die tegen hun kinderen ooit gezegd hebben: “En anders donder je maar op”. Allebei tot het uiterste gedreven het niet menend, maar meer uit onmacht een situatie te veranderen. Weet je nog de “Pauw en de Rat?” van The Dream. Jouw vader zal er vast wel een pertinente mening over hebben gehad, net als de mijne.
Helemaal waar Kees, van die Pauw en de Rat – de enige keer dat ik op tv ben geweest; ik bleef als laatste zitten in de zaal met mijn eerste grote liefde, helemaal vervuld van alles wat ik beleefd had, handje handje Pauw en Rat. Het laatste shot op tv was de lege zaal, met die twee stille aanbidders 😉